Gedrag bij bedrijfsstoringen
In principe moet u voor het gedrag bij
bedrijfsstoringen de gebruikshandlei-
ding in acht nemen. Hieronder wordt op
enkele aspecten gewezen, die uit alge-
mene bedrijfservaring naar voren kwa-
men.
Wanneer er ondichte plekken ontstaan
aan stoomleidingen, armaturen en ove-
rige bedrijfsinrichtingen van de stoom-
ketelinstallatie en niet onmiddellijk wor-
den verholpen, moeten deze worden
afgegrensd, gemarkeerd en bewaakt.
Gevarenzones mogen uitsluitend wor-
den betreden, wanneer dit door de daar-
toe verantwoordelijke persoon wordt
gelast en de voor de werkzaamheden in
de gevarenzone vereiste veiligheids-
maatregelen zijn verricht.
Installatiedelen, die door een storing
werden uitgeschakeld, mogen uitslui-
tend op aanwijzing van de daartoe ver-
antwoordelijke persoon en pas dan weer
worden ingeschakeld, wanneer de oor-
zaak voor het uitschakelen werd wegge-
nomen en de installatiedelen vooraf-
gaand aan het opnieuw inschakelen ter
plekke werden gecontroleerd.
De stoomketelinstallatie moet onmiddel-
lijk buiten bedrijf worden gesteld en de
chef moet onmiddellijk worden ingelicht,
wanneer een vermoeden van een
gevaarlijke toestand van de stoomketel
bestaat. Dat geldt in het bijzonder, wan-
neer bijv.
Contactgegevens Viessmann Industrieservice
Telefoon: +49 30 6602-389
Fax: +49 30 6602-136
E-mail: industrieservice@viessmann.com
■ een beginnend gloeien of vervormen
van de verhitte ketelwanden aan enige
plaats valt waar te nemen,
■ de veiligheidsklep niet correct kan
aangesproken worden,
■ een correcte werking van de regelaar,
begrenzer of vlambewaker niet is
gegarandeerd,
■ vrijkomende brandstof waarneembaar
is,
■ onregelmatigheden in de verbranding
of een explosie is opgetreden,
■ er vrijkomend medium waarneembaar
is aan het keteldrukdeel.
Wanneer er voor ketels gevaarlijke toe-
standen bestaan, moeten ze worden
afgesloten van parallel geplaatste
ketels.
Wanneer om bedrijfsredenen een nood-
bedrijf nodig is, moeten de vereiste
maatregelen worden afgestemd met de
bevoegde bewakingsinstantie en de
fabrikant.
Opmerking
Zie "veiligheidstechnische opmerkin-
gen" op pagina 4.
Gebruik en werking
37