Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Achteruitrijcamera
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Wanneer het voertuig is voorzien van een camera,
dan bevindt deze zich aan de achterkant bij het
derde remlicht.
De camera stuurt beeld naar het scherm in de
cabine.
Deze camera kan worden geactiveerd via
het instellingenmenu van het audio- en
telematicasysteem op het touchscreen.
Het achteruitrijcamerasysteem is een hulpsysteem
bij het rijden. De achteruitrijcamera kan aan de
parkeerhulp achter zijn gekoppeld.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld zodra
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft
actief tot een snelheid van ongeveer 15 km/h. Bij
een snelheid hoger dan 18 km/h wordt de camera
uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto
stilstaat en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt ingeschakeld,
wordt het laatste beeld nog ongeveer 5 seconden
weergegeven en gaat het scherm vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
Onder optimale omstandigheden van de
auto (stand op het wegdek, belading) is het
bereik van de camera ongeveer 3 meter in diepte
en 5,5 meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de (weers)
omstandigheden buiten de auto (lichtsterkte,
regen, sneeuw, mist, ...), de belading van de auto
en de stand van de auto ten opzichte van het
wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te reinigen
geen schoonmaakmiddelen die krassen op het
glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken van
een zachte doek of stoffer.
Rijden
6
97