Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Werkingsvoorwaarden En -Beperkingen - PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje

Inhoudsopgave

Advertenties

Rijden
Deze functie kan worden ingesteld met de
toets MODE; selecteer in het menu "Active
Safety Brake" "ON" of "OFF".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
DSC- / ASR-systemen ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam om het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu
van de auto:
– Bij het trekken van een aanhanger.
– Bij lange voorwerpen op dakdragers of een
imperiaal.
– Als sneeuwkettingen op de wielen van de auto zijn
gemonteerd.
– Voordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
– Wanneer u een wiel verwisselt, in de buurt van
een wiel werkt of in de motorruimte werkt.
94
– Voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.
– Als de auto met draaiende motor wordt gesleept.
– Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als er een storing van de
rempedaalschakelaar of van minimaal twee
remlichten wordt gedetecteerd.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
De bestuurder mag de auto niet te zwaar
belasten (binnen de limieten van het
maximaal toegestane voertuiggewicht en
hoogtelimieten voor belasting voor de dakrails).
Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet,
te laat of op onjuiste momenten worden
gegeven.
Daarom moet de bestuurder altijd de controle
over de auto bewaren en op elk moment kunnen
ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.
Gevallen die niet door het systeem worden
gedetecteerd:
– Voetgangers, fietsers, dieren, voorwerpen op de
rijbaan.
– Kruisende voertuigen.
– Tegemoetkomende voertuigen.
Let vooral op:
– Bij de aanwezigheid van smalle
voertuigen (motorfietsen) en/of bij het invoegen
van voertuigen.
– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over een
brug rijdt.
In de volgende situaties moet de bestuurder de
werking van het systeem onderbreken:
– Bij het rijden op een bochtige weg.
– Bij het naderen van een rotonde.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave