Rijden
– Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
– De rijsnelheid moet liggen tussen 5 en
130 km/h wanneer een bewegend voertuig wordt
gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert
(gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment
de controle over de auto overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze
functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
96
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Als deze lampjes gaan branden
nadat de motor is afgezet en weer
gestart, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Parkeerhulp achter met
geluidssignalen
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem (waar aanwezig) bestaat uit 4
naderingssensoren in de achterbumper.
Ze detecteren alle obstakels, zoals personen,
voertuigen, bomen en hekken, achter het voertuig
terwijl het voertuig rijdt.
Bepaalde obstakels die aan het begin van de
manoeuvre werden gedetecteerd, worden aan het
einde van de manoeuvre niet meer waargenomen
als ze zich in de dode hoek tussen en onder de
sensoren bevinden. Voorbeelden: paaltjes, pionnen
bij wegwerkzaamheden of voorwerpen op de stoel.
De parkeerhulp achter kan in combinatie met een
achteruitrijcamera werken.
Inschakelen
► Schakel de achteruitversnelling in met de
schakelhendel.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstakel
aan. Hoe dichter het voertuig bij het obstakel komt,
hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is.
Als het voertuig minder dan ongeveer 30 centimeter
van het obstakel is verwijderd, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Afzetten
► Schakel de transmissie van achteruit naar
neutraal.