De controlelampjes gaan branden en blijven
branden.
► U kunt deze stand uitschakelen door nog eens 5
seconden op beide toetsen 1 en 2 te drukken.
De controlelampjes gaan uit en het systeem kan
weer volledig worden gebruikt.
Deze modus wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer u harder dan ongeveer 5 km/u rijdt.
Als het voertuig goed staat, ga als volgt te werk:
1- Gereedschap pakken.
2- Verwijder het reservewiel uit de behuizing.
3- Plaats de krik.
4- Verwissel het wiel met de lekke band.
5- Berg het wiel met de lekke band op.
1 - Gereedschap pakken
Dat ligt in een bak onder de passagiersstoel voor.
► Draai de knop een kwart slag en trek de
gereedschapsset eruit.
► Druk na gebruik op de knop en draai deze een
kwart slag om de gereedschapsset te vergrendelen.
A. Verlengde sleutel
B. Wielstang
C. Krik
D. Wielsleutel
E. Schroevendraaier (handgreep en bits)
F. Afneembaar sleepoog
2 - Verwijder het reservewiel
uit de behuizing
Til de achterkant van het voertuig op om dit
gemakkelijker te maken.
Het reservewiel is specifiek voor gebruik
met uw voertuig; gebruik het niet bij andere
modellen.
Gebruik nooit reservewielen van een ander
model op uw voertuig.
Deze instructies gelden ook voor de bouten.
Bij stalen velgen:
In geval van pech
H. Handgreep
I. Steun
Bij lichtmetalen velgen:
8
123