REGELAARS
1 – Temperatuurregelaar.
2 – Ventilatorregelaar. De ventilator
beschikt over zeven snelheden.
AUTO-stand: de luchtstroom wordt
automatisch geregeld in
overeenstemming met de ingestelde
temperatuur. Uitgezonderd
AUTO-stand: de luchtstroom kan
worden ingesteld op het gewenste
niveau via de regelaar. 0-stand: om het
systeem uit te schakelen, stelt u de
regelaar in op 0.
3 – Modusselector. Draai de
modusselector om de gewenste
luchtstroommodus te selecteren.
AUTO-stand: de luchtstroommodus
wordt automatisch aangepast aan de
geselecteerde temperatuur.
Uitgezonderd AUTO-stand: de
gewenste luchtstroom kan worden
geselecteerd met de regelaar.
4 – Ontwasemschakelaar achterruit.
Druk op de schakelaar om
ontwaseming van de achterruit in te
schakelen. De ontwasemschakelaar
voor de achterruit werkt ongeveer
15 minuten en schakelt dan
automatisch uit.
5 – Luchtinlaatselector. Buiten- en
gehercirculeerde lucht-standen kunnen
worden geselecteerd. Druk op de
38
schakelaar om de standen
buiten/gehercirculeerde lucht te
selecteren.
6 – A/C-schakelaar. De airconditioning
(functies koelen/ontvochtigen) kunnen
worden in- of uitgeschakeld door de
schakelaar in te drukken terwijl de
ventilatorregelaar op een andere stand
dan 0 staat.
ELEKTRISCHE
RUITEN
BEDIENINGSELEMENTEN
45) 46)
Het contact moet zijn ingeschakeld om
de elektrische ruiten te laten werken.
Als de elektrische ruit niet opent/sluit,
wacht dan een moment en bedien de
knop opnieuw.
Schakelaars passagierszijde
De ruit aan passagierszijde kan ook
worden bediend met de hoofdknop op
het portier van de bestuurder fig. 26: 1
(ruit bestuurder) / 2 (ruit passagier).
26
04070103-LN2-002
Elektrische ruiten openen / sluiten
1 - Sluiten fig. 27: til de knop licht op. 2
- Openen: duw licht op de knop.