RUITENSPROEIER
Trek de hendel naar u toe en houdt
deze vast om wasvloeistof te sproeien.
Als de wisserhendel in de stand OFF of
interval/ AUTO staat, werken de
ruitenwissers voortdurend totdat de
hendel wordt losgelaten.
Als de sproeier niet werkt, controleert u
de hoeveelheid vloeistof. Als het niveau
normaal is, neemt u contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
22
04110109-115-001
Koplampsproeiers
Als de koplampen aan zijn werken de
koplampsproeiers automatisch elke
vijfde maal dat de ruitensproeier wordt
geactiveerd.
KOPLAMPSPROEIERS
(indien aanwezig)
Het contact moet zijn ingeschakeld
(AAN) en de koplampen moeten aan
zijn.
De koplampsproeiers fig. 23 werken
automatisch elke vijfde maal dat de
ruitensproeier wordt geactiveerd. Als u
de koplampsproeiers wilt bedienen,
dubbeltikt u tegen de wisserhendel.
23
04110102-L37-007
BELANGRIJK
42) Plaats alleen ruitenvloeistof of gewoon
water in het reservoir. Het gebruik van
antivries als ruitensproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de ruit wordt
gespoten, raakt de ruit bevuild, hetgeen de
zichtbaarheid beïnvloed en kan resulteren
in een ongeluk.
43) Gebruik ruitenvloeistof alleen in
combinatie met antivries als het vriest. Het
gebruik van ruitenvloeistof zonder antivries
bij weersomstandigheden onder nul is
gevaarlijk, aangezien de ruit kan bevriezen
en uw zicht kan belemmeren, hetgeen kan
resulteren in een ongeluk. Zorg er
bovendien voor dat de ruit voldoende is
opgewarmd door middel van de
ruitverwarming voordat u er ruitenvloeistof
op spuit.
44) Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als de voorruit moet worden
schoongemaakt.
BELANGRIJK
8) Gebruik de ruitenwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt (ook
niet nadat de motor opnieuw is gestart),
neemt u contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
9) Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
10) Schakel de regensensor nooit in tijdens
een schoonmaakbeurt in een wasstraat.
11) Zorg er bij ijs op de ruit voor dat de
wissers correct worden losgemaakt.
33