een keer per week. Als het peil laag is,
draai de doppen los en laat het peil tot
tussen het bovenste en onderste
peilfig. 149 stijgen (1 = bovenste peil / 2
= onderste peil) door voldoende
gedestilleerd water toe te voegen. Vul
de accu niet te veel.
149
Beoordeel het soortgelijke gewicht van
de elektrolyt met een hydrometer. Doe
dit met name bij koud weer. Laad de
accu op als het soortgelijke gewicht
laag is.
Accu vervangen
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om de accu te laten
vervangen.
174
BELANGRIJK
189) Rook nooit als u werkzaamheden in
de motorruimte verricht. Er kunnen
ontvlambare gassen en dampen aanwezig
zijn die brandgevaar opleveren.
190) Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen
of andere loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
191) Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld,
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
07031202-ALL-001
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (indien aanwezig).
BELANGRIJK: gevaar voor brandwonden!
192) Gebruik geen lucifers of open vuur in
de motorruimte. BIJ HETE MOTOR GEEN
KOELVLOEISTOF BIJVULLEN: een hete
motor is gevaarlijk. De onderdelen in de
motorruimte kunnen erg warm worden als
de motor heeft gelopen. Daardoor kunt u
brandwonden oplopen. Controleer de
motorkoelvloeistof in het reservoir
zorgvuldig, maar draai het reservoir niet
open.
193) Draai de dop van het koelsysteem niet
open wanneer de motor en de radiateur
warm zijn. Wanneer de motor en de
radiateur warm zijn kan hete koelvloeistof
en stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
194) Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
195) Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
196) Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
197) Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
198) Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
199) Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
200) Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.