goed op de omgeving van het voertuig
wanneer u de beeldkwaliteit aanpast:
selecteer het pictogram fig. 101 op
het scherm om de tabs weer te geven;
selecteer de gewenste tab;
stel de helderheid, het contrast, de
tint en de kleur af met behulp van de
schuifknop. Druk op de resetknop
wanneer een reset nodig is;
selecteer het pictogram op het
scherm om de tab af te sluiten.
101
07080914-111-111
BELANGRIJK Pas de beeldkwaliteit van
de achteruitkijkmonitor altijd bij
stilstaand voertuig aan. Pas de
beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor niet aan terwijl het
voertuig rijdt. Het aanpassen van de
beeldkwaliteit (helderheid, contrast,
kleur en kleurtoon) van de
achteruitkijkmonitor terwijl het voertuig
rijdt is gevaarlijk aangezien de
bestuurder afgeleid kan worden en een
ernstig ongeval kan veroorzaken.
BELANGRIJK
158) De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
159) Stel de beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor altijd bij stilstaand
voertuig af: stel de beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor niet af terwijl u met het
voertuig rijdt. Het afstellen van de
beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor,
zoals de helderheid, het contrast, de kleur
en de tint, terwijl u met het voertuig rijdt is
gevaarlijk aangezien daardoor uw aandacht
kan verslappen en een ongeval kan
ontstaan.
BELANGRIJK
29) Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
133