GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
De auto is voorzien van een handge-
schakelde versnellingsbak met 6 of 5
versnellingen (1.8 140 pk-uitvoering).
De stand van de afzonderlijke versnel-
lingen is op de pookknop afgebeeld.
Trap bij het overschakelen altijd het kop-
pelingspedaal geheel in. Houd, om de
6
e
versnelling (waar voorzien) in te scha-
kelen, de pook iets naar rechts gedrukt,
om te voorkomen dat per ongeluk de
4
e
versnelling wordt ingeschakeld.
Plaats voor het inschakelen van de ach-
teruit R vanuit de stand vrij de ring
A-fig. 3 of A-fig. 4 onder de knop
omhoog en verplaats tegelijkertijd de
pook naar links en vervolgens naar
voren. Laat de ring los na het inscha-
kelen van de achteruit. Om vanuit de
achteruit een andere versnelling in te
schakelen, hoeft de ring van de pook
niet omhoog getrokken te worden.
156
fig. 3
fig. 4
WAARSCHUWING De achteruit kan
alleen bij een stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht, als de motor
draait, ten minste 3 seconden met ge-
heel ingetrapt koppelingspedaal, voor-
dat de achteruit wordt ingeschakeld;
hiermee wordt voorkomen dat de tand-
wielen beschadigen.
OPGELET
Trap het koppelingspe-
daal helemaal in om
goed te schakelen. Daarom
mag er niets onder het pedaal
liggen dat dit kan verhinderen:
let erop dat eventuele vloer-
matten niet zijn dubbelgevou-
A0E0397m
wen en zo de slag van de
pedalen beperken.
Laat uw hand tijdens het
rijden niet op de pook-
knop rusten omdat door
de uitgeoefende druk, ook als
deze licht is, de interne onder-
delen van de versnellingsbak na
A0E0151m
verloop van tijd kunnen slijten.
Gebruik het koppelingspedaal
uitsluitend voor het overscha-
kelen. Laat tijdens het rijden de
voet nooit - zelfs niet licht - op
het koppelingspedaal rusten. Bij
uitvoeringen voor bepaalde
markten kan de regelelektroni-
ca van het koppelingspedaal een
foutief gebruik door de be-
stuurder beschouwen als een
storing.