Storing bij het starten van de
motor
Het systeem kan herkennen dat de mo-
tor niet aanslaat of dat de motor afslaat.
In dat geval wordt de elektronische sleu-
tel ontgrendeld, zodat de bestuurder de
volgende handelingen kan uitvoeren:
❒ schakel het instrumentenpaneel uit
met behulp van de START/STOP-
knop of door de elektronische sleu-
tel uit het startsysteem te verwijde-
ren;
❒ start de motor door het koppelings-/
rempedaal in te trappen en de
START/STOP-knop in te drukken.
WAARSCHUWING Als de motor af-
slaat en de auto rijdt, kan om veilig-
heidsredenen, de elektronische sleutel
niet uit het startsysteem worden ver-
wijderd. Druk om de sleutel te verwij-
deren op de START/STOP-knop met
ingetrapt rem- of koppelingspedaal en
bij stilstaande auto.
MOTOR OPWARMEN NA
HET STARTEN
(benzine en diesel)
Ga als volgt te werk:
❒ rijd rustig weg, laat de motor niet
met hoge toerentallen draaien en
trap het gaspedaal niet bruusk in;
❒ verlang de eerste kilometers geen
maximale prestaties. Wij raden u
aan te wachten tot de wijzernaald
van de koelvloeistoftemperatuur-
meter begint te bewegen.
MOTOR UITZETTEN
Druk bij stilstaande auto de START/
STOP-knop in. Als de motor is uitge-
schakeld, kan de elektronische sleutel
uit het startsysteem worden verwijderd.
OPGELET
In noodgevallen of om
veiligheidredenen kan
de motor bij een rijdende auto
worden uitgeschakeld door een
aantal malen (drie keer binnen
2 seconden) de START/STOP-
knop in te drukken en vervol-
gens de knop enige seconden in-
gedrukt te houden. In dat ge-
val kunt u geen gebruik meer
maken van de stuurbekrachti-
ging.
WAARSCHUWING Zet de motor na
een zware rit niet onmiddellijk uit, maar
laat de motor even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
153