Hierna zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven:
❒ monteer het kinderzitje op een van
de zitplaatsen achter, omdat die
plaatsen bij een ongeval de meeste
bescherming bieden;
❒ als de frontairbag aan passagiers-
zijde buiten werking wordt gesteld,
moet er altijd worden gecontro-
leerd of de airbag daadwerkelijk is
uitgeschakeld: het betreffende lamp-
je F moet continu branden;
❒ houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instruc-
ties bij te leveren. Bewaar de in-
structies samen met het instructie-
boekje in de auto. Monteer geen ge-
bruikte kinderzitjes waarvan de ge-
bruiksaanwijzingen ontbreken;
❒ controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordel-
band te trekken;
❒ ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts één kind: vervoer nooit
twee kinderen in een systeem;
❒ controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt;
❒ zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aan-
neemt of de gordels losmaakt;
❒ vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen. Nie-
mand is sterk genoeg om ze bij een
ongeval vast te kunnen houden;
❒ na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden ver-
vangen.
OPGELET
Monteer absoluut geen
kinderzitje achterste-
voren op de passagiersstoel
voor als de airbag aan passa-
gierszijde is ingeschakeld. Als
bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan
dit ernstig letsel en zelfs de
dood tot gevolg hebben, on-
geacht de zwaarte van het on-
geluk. Wij raden u aan kinde-
ren altijd op de zitplaatsen
achter in een geschikt kinder-
zitje te vervoeren, omdat die
plaatsen bij een ongeval de
meeste bescherming bieden.
139