4
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in of
druk op de B-knop om scherp
te stellen.
Het scherpstelpunt knippert groen zolang
als de camera scherpstelt. Als de camera
kan scherp stellen, wordt het
scherpstelpunt groen weergegeven. Als de
camera niet kan scherp stellen, knippert het
scherpstelpunt rood (merk op dat er ook
x
foto's kunnen worden gemaakt wanneer
het scherpstelpunt rood knippert.
Controleer voor het opnemen eerst de
scherpstelling in de monitor). Belichting kan worden vergrendeld
door op de centrale knop van de secundaire selector (0 135) te
drukken; scherpstelling blijft vergrendeld zo lang als de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
A
Belichtingsvoorbeeld
Tijdens livebeeldfotografie kunt u op J
drukken om de resultaten van sluitertijd,
diafragma en ISO-gevoeligheid op belichting
vooraf te bekijken. Belichting kan met ±5 LW
(0 137) worden aangepast, ofschoon alleen
waarden tussen –3 en +3 LW worden
weergegeven in de voorbeeldweergave. Merk
op dat de uiteindelijke resultaten van het
voorbeeld mogelijk niet nauwkeurig zijn bij het gebruik van flitslicht,
Actieve D-Lighting (0 184), High Dynamic Range (HDR; 0 186) of als
bracketing actief is, A (auto) is geselecteerd voor de Picture Control
Contrast parameter (0 176) of p is geselecteerd voor sluitertijd.
Als het onderwerp zeer helder of zeer donker is, flitsen de
belichtingsaanduidingen om te waarschuwen dat het voorbeeld de
belichting mogelijk niet nauwkeurig weergeeft. Belichtingsvoorbeeld
is niet beschikbaar wanneer A is geselecteerd voor sluitertijd.
50
B-knop
Centrale knop van
secundaire selector