N
Scherpstelling
Deze sectie beschrijft de opties die bepalen hoe u de camera
scherpstelt wanneer foto's in de zoeker zijn gekadreerd.
Scherpstelling kan automatisch of handmatig worden aangepast
(0 108). De gebruiker kan ook het scherpstelpunt voor automatisch
of handmatig scherpstellen (0 103) selecteren of scherpstellen met
behulp van de scherpstelvergrendeling om de compositie van een
foto na het scherpstellen te wijzigen (0 105).
Autofocus
Draai aan de selectieknop voor de
scherpstelstand om AF te gebruiken
voor autofocus.
Autofocusstand
Kies uit de volgende autofocusstanden:
Stand
Enkelvoudige servo-autofocus: voor stilstaande onderwerpen. De
scherpstelling vergrendelt wanneer de ontspanknop half wordt
ingedrukt. Bij de standaardinstellingen kan de sluiter alleen worden
AF-S
ontspannen wanneer de scherpstelaanduiding (I) wordt
weergegeven (focusprioriteit; 0 308).
Continue servo-autofocus: voor bewegende onderwerpen. De camera stelt
continu scherp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Als het
onderwerp beweegt, schakelt de camera anticiperende scherpstelling
(0 99) in om de uiteindelijke afstand tot het onderwerp in te schatten
AF-C
en past, indien noodzakelijk, de scherpstelling aan. Bij de
standaardinstellingen kan de sluiter worden ontspannen al dan niet
met scherpgesteld onderwerp (ontspanprioriteit; 0 307).
Beschrijving
Selectieknop voor
scherpstelstand
N
97