3
Bevestig het objectief.
Zorg dat de bevestigingsmarkering op het objectief in lijn staat
met de markering op de camerabody en plaats het objectief in de
bajonetvatting van de camera (q). Draai het objectief linksom
totdat het op zijn plaats klikt, waarbij u erop let dat u niet op de
objectiefontgrendeling drukt (w).
Als het objectief is voorzien van een
schakelaar voor de A-M- of M/A-M-stand,
selecteer A (autofocus) of M/A (autofocus
met handmatige prioriteit).
D
Het objectief verwijderen
Zet de camera uit voordat u een objectief
verwijdert of verwisselt. Als u het objectief wilt
verwijderen, houdt u de objectiefontgrendeling
(q) ingedrukt terwijl u het objectief naar rechts
draait (w). Plaats na het verwijderen van het
objectief de objectiefdoppen en de bodydop
terug op respectievelijk het objectief en de
camera.
D
CPU-objectieven met diafragmaringen
Als een CPU-objectief is uitgerust met een diafragmaring (0 387),
vergrendel deze dan op het kleinste diafragma (hoogste f-waarde).
A
Beeldveld
Het DX-formaat beeldveld wordt automatisch
geselecteerd wanneer een DX-objectief is
bevestigd (0 85).
Beeldveld
s
29