Download Print deze pagina

Nikon D4 Gebruikshandleiding pagina 412

Advertenties

4 Bij het hellen of verschuiven van het objectief, of wanneer het maximale diafragma
niet is ingesteld, functioneren de systemen voor lichtmeting en flitserregeling van de
camera mogelijk niet correct.
5 Kan niet worden gebruikt bij verschuiven of hellen.
6 Alleen in de stand voor handmatige belichting.
7 Kan alleen worden gebruikt bij AF-S- en AF-I-objectieven (0 387). Zie pagina 387
voor informatie over de beschikbare scherpstelpunten voor autofocus en
elektronische afstandsmeting.
8 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger.
9 Bij het scherpstellen op de minimale scherpstelafstand met een AF 80-200mm f/2.8,
AF 35-70mm f/2.8, AF 28-85mm f/3.5-4.5 <Nieuw>, of AF 28-85mm f/3.5-4.5 objectief
op maximaal inzoomen, wordt de scherpstelindicator mogelijk weergegeven
wanneer het beeld op een mat scherm in de zoeker niet is scherpgesteld. Stel
handmatig scherp tot het beeld in de zoeker is scherpgesteld.
10 Bij maximaal diafragma van f/5.6 of hoger.
11 Sommige objectieven kunnen niet worden gebruikt (zie pagina 388).
12 Rotatiebereik van de AI 80-200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt
door de camerabody. Wanneer de AI 200-400mm f/4 ED op de camera is bevestigd,
kunnen geen filters worden verwisseld.
13 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Objectief zonder CPU (0 228),
wordt de diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bovenste
bedieningspaneel.
14 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma
zijn opgegeven via Objectief zonder CPU (0 228). Gebruik spotmeting of
centrumgerichte meting als niet het gewenste resultaat wordt bereikt.
15 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale
diafragma in via Objectief zonder CPU (0 228).
16 Kan worden gebruikt in de handmatige belichtingsstanden bij sluitertijden die ten
minste één stap langer zijn dan de flitssynchronisatietijd.
17 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen. In de
belichtingsstand automatische diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen
met de diafragmaring alvorens de belichting te vergrendelen of het objectief te
verschuiven. In de handmatige belichtingsstand moet u het diafragma instellen met
de diafragmaring en de belichting bepalen alvorens het objectief te verschuiven.
18 Belichtingscorrectie is vereist in combinatie met de AI 28-85mm f/3.5-4.5, AI 35-
105mm f/3.5-4.5, AI 35-135mm f/3.5-4.5 of de AF-S 80-200mm f/2.8D. Raadpleeg de
handleiding van de teleconverter voor meer informatie.
19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist. Afhankelijk van de
cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D vereist.
20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In de belichtingsstand automatische
diafragmavoorkeuze moet u het diafragma instellen via de scherpsteltoepassing
alvorens de belichting te bepalen en de foto te maken.
• Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist.
• Tijdens autofocus bij hoge ISO-gevoeligheden kan er ruis in de vorm van lijnen
verschijnen. Gebruik handmatige scherpstelling of scherpstelvergrendeling. Bij hoge
ISO-gevoeligheden kunnen er tevens lijnen verschijnen wanneer diafragma wordt
aangepast tijdens filmopname of livebeeldfotografie.
n
386

Advertenties

loading