Hoofdstuk 15
•
De ventilatie-opening voor de instroom moet
een vooroppervlak hebben dat overeenkomt met
het totale oppervlak van de uitstroom van de
radiateur, en bij voorkeur dezelfde afmetingen.
Als dit niet mogelijk is moet een taps kanaal
worden gebruikt als overgang tussen de twee. Bij
een aanzienlijke verandering in afmetingen wordt
een minimale lengte van de overgangskanalen
van 1 m aanbevolen.
Afbeelding 47 toont de belangrijkste aspecten van de
koeling en luchttoevoer van een aggregaat.
1
Machinekamer.
2
Ventilatie-openingen.
3
*D
: minimum afstand.
M
4
V
: breedte van de ventilatie-opening.
W
5
V
: hoogte van de ventilatie-opening.
H
*Dm moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
Dm ≥ Vw
en
Dm ≥ VH
Vermogensschommelingen
Bij alle motoren schommelt het afgegeven vermogen,
onder
invloed
van
Twee belangrijke factoren zijn de inlaatlucht en de
brandstof. Bij de inlaatlucht is de temperatuur de
belangrijkste factor. Bij maritieme installaties op
zeeniveau hebben schommelingen in de atmosferische
luchtdruk weinig invloed. Dieselmotoren injecteren
brandstof op basis van volume. Daardoor leidt een
verandering in de dichtheid van de brandstof tot een
verandering in de massa geïnjecteerde vloeistof.
De grafieken hieronder illustreren de verandering
in het afgegeven vermogen door veranderingen in
de inlaattemperatuur van de lucht en de dichtheid
van
de
brandstof.
door de brandstofdichtheid is hetzelfde voor alle
motoren,
onafhankelijk
De vermogensverandering door de temperatuur van
de aangezogen lucht hangt echter wel af van de methode
voor het koelen van de inlaatlucht. Motoren met een
lucht/water koeler, warmtewisselaar of kielkoeling
vertonen minder verandering. Dit komt doordat water
meer stabiel is bij het afvoeren van warmte. Daardoor is
de luchttemperatuur bij het inlaatspruitstuk ook stabieler.
Lucht/lucht koeling, radiateurs, is minder stabiel.
Veranderingen in de temperatuur van de buitenlucht
waarmee de inlaatlucht wordt gekoeld leiden dan ook tot
grotere veranderingen in het geleverde vermogen.
Het
nominale
vermogen
opgegeven voor standaardomstandigheden: meestal
een luchttemperatuur van 25
brandstof van 850 kg/m
in het algemeen leiden tot een lager motorvermogen.
Hierbij moet rekening worden gehouden bij het ontwerp
van de ventilatie van de machinekamer, zodat de
temperatuur van de buitenlucht zo laag mogelijk blijft.
Pagina 132
meerdere
externe
De
vermogensverandering
van
het
koelsysteem.
van
deze
motoren
C en een dichtheid van de
O
. Andere omstandigheden zullen
3
factoren.
is
644-6787
Afbeelding 47