644-6787
Afbeelding 16
12. Ventilatie van de
generatorkamer
Opmerking: dit is in aanvulling op de ventilatiebehoeften
van de hoofdgeneratoren voor voortstuwing. In het geval
van bedrijf in omgevingstemperaturen boven 50
(122
F) is sprake van een merkbare vermindering van
O
het vermogen.
Opmerking: Het oppervlak van de dwarsdoorsnede van
de route van de luchtstroom moet groot genoeg zijn.
Opmerking: zorg voor voldoende ruimte aan de voor-
en achterzijde van de omkasting voor de luchtinlaat-
en uitlaatkanalen.
Opmerking: de maximale onderdruk van de motorruimte
is 5 kPa.
Algemene principes van
luchtventilatie
Afbeelding 16 toont een typische installatie.
1
Afzuigventilator.
2
Inlaatlucht.
3
Inlaatroosters.
De goede geleiding van de ventilatielucht is essentieel
voor de juiste werking van deze motoren en aggregaten.
Zonder de juiste luchtgeleiding is het onmogelijk om
de aanbevolen luchttemperatuur in de machinekamer
constant te houden. Voor het ontwerpen van een
ventilatiesysteem voor een machinekamer moet rekening
worden gehouden met de onderstaande principes.
•
De buitenluchtinlaten moeten zo ver mogelijk
van de hittebronnen en zo laag mogelijk
worden aangebracht.
•
De ventilatielucht moet uit de machinekamer
worden afgevoerd op het hoogste punt, bij voorkeur
direct boven de motor.
•
Ventilatieluchtinlaten en -uitlaten moeten zodanig
aangebracht zijn dat wordt voorkomen dat
afgevoerde lucht via de ventilatieluchtinlaten wordt
aangezogen (recirculatie).
•
Ventilatieluchtinlaten
zodanig aangebracht zijn dat stilstaande of
recirculerende lucht wordt voorkomen, in het
bijzonder in de omgeving van de luchtinlaatopening
van de generator.
•
Waar
mogelijk
direct boven de primaire hittebronnen worden
Hoofdstuk 12
en
-uitlaten
moeten
moeten
uitlaatafzuigpunten
Pagina 101
C
O