Inhoudsopgave
Advertenties
7 Alarmen
7.1 Algemene aanwijzingen
Met akoestische en optische alarmen wijst het appa-
raat op een acuut en dreigend gevaar dat uw aan-
dacht en ingrijpen vereist.
Prioriteitsniveaus
Alarmen zijn ingedeeld in de drie prioriteitsniveaus
laag
, gemiddeld
Wanneer meerdere alarmen tegelijk worden geacti-
veerd, wordt eerst het alarm met de hoogste prioriteit
weergegeven. Het alarm met een lagere prioriteit
blijft behouden en wordt na het verhelpen van het
alarm met hogere prioriteit weergegeven.
Alarmgegevens en alarminstellingen
Alarmgegevens worden opgeslagen in de alarmlijst.
Het logboek blijft bij het uitschakelen van het alarm-
systeem of het apparaat behouden. Starten en stop-
pen van de beademing wordt vastgelegd. In het log-
boek kunnen 1000 alarmen worden opgeslagen. Als
deze capaciteitsgrens is bereikt, wordt het oudste
alarm gewist en wordt het nieuw opgetreden alarm
opgeslagen.
7.2 Op een alarm reageren
1. Beademing en zuurstoftoevoer van de patiënt
waarborgen.
2. Om een alarm tijdelijk stil te schakelen de alarmbe-
vestigingstoets
kort indrukken.
of
Om alle alarmen voor 2 minuten stil te schakelen
de alarmbevestigingstoets
De storing blijft op de statusbalk weergegeven
worden en de alarmbevestigingstoets blijft knippe-
ren tot de storing is verholpen.
Om het stilschakelen van de alarmen op te heffen
de alarmbevestigingstoets
drukken.
3. Maatregelen voor het verhelpen van de alarmsitu-
atie nemen
(zie Fysiologische alarmen [} 22])
(zie Technische alarmen
4. Om een alarm na verholpen storing te bevestigen
de alarmbevestigingstoets
7.3 Alarmen instellen
Bij de levering en bij resetten naar de fabrieksinstel-
lingen zijn alle fysiologische alarmen gedeactiveerd.
De medische professional activeert fysiologische alar-
men en brengt de alarminstellingen aan die voor de
patiënt geschikt zijn. Afhankelijk van de gekozen the-
rapiemodus kunnen verschillende alarmen worden
geconfigureerd.
NL
|
22
en hoog
.
lang indrukken.
opnieuw kort in-
und
[} 24]).
kort indrukken.
Uitvoering
1. In het expertmenu het menu Alarmen openen.
2. Gewenst alarm kiezen.
3. Gewenste waarde instellen en bevestigen.
Neem daarbij de volgende voorwaarden in acht:
• Alarmgrenswaarden zinvol instellen.
• Alarmen in verschillende klinische omgevingen
identiek instellen.
• Vóór gebruik controleren of alle alarminstellingen
geschikt zijn voor de patiënt.
4. Alarmvolume in het menu Systeem > Apparaatin-
stellingen > Volume alarm instellen.
Zorg ervoor dat het alarmsignaal goed te horen is.
7.4 Fysiologische alarmen
Fysiologische alarmen betreffen de beademing van de
patiënt.
Als de ingestelde parameterbereiken worden over- of
onderschreden, geeft het apparaat een alarm af.
Weerga-
Code Oorzaak
ve
Apneu
458
Geen spontane
ademhaling bin-
nen de ingestel-
de tijd.
Druk
456
Ingestelde the-
hoog
rapiedruk over-
schreden.
Druk laag 457
Filter vervuild.
Beademingsin-
gang ondicht of
defect.
Ingestelde the-
rapiedruk onder-
schreden.
Frequen-
453
Ingestelde
tie hoog
ademfrequentie
overschreden.
Frequen-
452
Ingestelde
tie laag
ademfrequentie
onderschreden.
7 Alarmen
Maatregel
Therapie- en alarmin-
stellingen controleren
op geldigheid en ge-
schiktheid voor de pa-
tiënt.
Therapie- en alarmin-
stellingen controleren
op geldigheid en ge-
schiktheid voor de pa-
tiënt.
Filter reinigen of ver-
vangen.
Beademingsingang en
correcte plaatsing van
de beademingsingang
controleren. Indien no-
dig: Beademingsin-
gang vervangen.
Therapie- en alarmin-
stellingen controleren.
Therapie- en alarmin-
stellingen controleren
op geldigheid en ge-
schiktheid voor de pa-
tiënt.
Therapie- en alarmin-
stellingen controleren
op geldigheid en ge-
schiktheid voor de pa-
tiënt.
Advertenties
Inhoudsopgave
