12.7
Basisafstelling bodemkleppen
1. Maak de zaadkast en het zaaihuis leeg (zie
hoofdstuk "Zaadkast en zaaihuis
leegmaken", op pagina 136).
2. Controleer of de bodemkleppen (Afb. 181/1)
makkelijk bewegen.
3. Plaats de bodemklephendel in gat 1 en
borg deze (zie hoofdstuk "Bodemkleppen",
op pagina 98).
4. Controleer, of de voorgeschreven afstand
"A" in elk zaaihuis klopt. Hierbij moet het te
controleren zaaiwiel met de hand op de
zaaias worden gedraaid.
De afstand "A" (Afb. 181) tussen bodemklep en
zaaiwiel bedraagt 0,1 mm tot 0,5 mm.
5. Met de bout (Afb. 181/2) de
voorgeschreven afstand instellen.
D9 BAH0007.3 08.10
Reinigen, service en onderhoud
Afb. 181
145