Pagina 1
Bedieningshandleiding Zaaimachines D9 - 25 Special D9 - 30 Super D9 - 30 Special D9 - 40 Super Lees deze bedieningshandleiding voor gebruik door en volg de aanwijzingen zorgvuldig op! MG3893 Bewaar de BAH0007.3 08.10 bedieningshandleiding voor toekomstig gebruik! D9 BAH0007.3 08.10...
Pagina 2
Het mag niet onbelangrijk of overbodig voorkomen, deze gebruiksaanwijzing te lezen en zich aan de aanwijzingen te houden; het volstaat niet van anderen te horen, dat de machine goed is, ze daarom te kopen en te denken dat alles vanzelf gaat.
Pagina 3
+ 49 (0) 5405 501-234 E-mail: amazone@amazone.de Bestellen van onderdelen De lijsten met vervangingsonderdelen zijn vrij toegankelijk via het Portaal Vervangingsonderdelen op www.amazone.de. Wij verzoeken u uw orders bij uw AMAZONE-dealers te plaatsen. Over deze bedieningshandleiding Documentnummer: MG3893 Productiedatum: 08.10 ...
Pagina 4
U kunt uw suggesties per fax aan ons doorgeven. AMAZONEN-WERKE H. DREYER GmbH & Co. KG Postbus 51 D-49202 Hasbergen Tel.: + 49 (0) 5405 50 1-0 Fax.: + 49 (0) 5405 501-234 E-mail: amazone@amazone.de D9 BAH0007.3 08.10...
Inhoud Tips voor de gebruiker ................9 Doel van het document ......................9 Plaatsaanduidingen in de bedieningshandleiding ..............9 Gebruikte beschrijvingen ......................9 Algemene veiligheidsinstructies ..............10 Verplichtingen en aansprakelijkheid ..................10 Beschrijving van veiligheidssymbolen ...................12 Organisatorische maatregelen....................13 Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen .................13 Vrijblijvende veiligheidsmaatregelen..................13 Scholing van de personen .....................14 Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik...............15 Gevaren door resterende energie..................15 Onderhoud, service en oplossen van storingen ..............15...
Pagina 6
Inhoud Instelling hoeveelheid uitgezaaid zaad ................. 54 5.3.1 Aandrijving van de zaaiwielen....................55 5.3.2 Zaaigoed-dosering ........................ 55 5.3.3 Tabel instelwaarden ......................56 5.3.4 Zaaiwiel (standaard- en fijnzaaiwiel) ..................57 5.3.5 Bonenzaaiwiel (optioneel) ..................... 57 5.3.6 Bodemkleppen ........................57 5.3.7 Roeras........................... 58 5.3.8 Uitzaaien van erwten......................
Pagina 7
Inhoud Machine afkoppelen.......................94 Instellingen....................95 Standaard- en fijnzaaiwiel instellen ..................95 Afsluitschuiven instellen......................97 Bodemkleppenpositie instellen ....................98 Niveausensor instellen......................98 Roerasaandrijving ........................99 Zaadkast vullen........................100 Hoeveelheid uit te zaaien zaad instellen met afdraaiproef ..........101 8.7.1 Hydr. afstandsinstelling zaadhoeveelheid instellen .............107 8.7.2 Bepaling van de stand van de aandrijving met behulp van de rekenschijf......109 Instellen van de markeurs....................109 Bandzaadschoen aan de WS-zaaischijf bevestigen............111 8.10...
Pagina 8
Inhoud 12.6 Rollenkettingen en kettingwielen..................144 12.7 Basisafstelling bodemkleppen..................... 145 12.8 Hydraulisch systeem ......................146 12.8.1.1 Aanduidingen op hydrauliekslangen ................... 147 12.8.1.2 Service-intervallen....................... 147 12.8.1.3 Inspectiecriteria voor hydrauliekslangen................147 12.8.1.4 Monteren en demonteren van hydrauliekslangen............... 148 12.9 Wielafstrijker instellen......................149 12.10 Schakelautomaat instellen (vakwerkplaats)................
Tips voor de gebruiker Tips voor de gebruiker Het hoofdstuk Tips voor de gebruiker bevat informatie over het omgaan met de bedieningshandleiding. Doel van het document Deze bedieningshandleiding beschrijft de bediening en het onderhoud van de machine. voorziet u van belangrijke informatie om veilig en efficiënt met de machine te werken.
Algemene veiligheidsinstructies Algemene veiligheidsinstructies Dit hoofdstuk bevat belangrijke instructies om veilig met de machine te werken. Verplichtingen en aansprakelijkheid Instructies in de bedieningshandleiding opvolgen Kennis van de basisveiligheidsinstructies en veiligheidsvoorschriften is de eerste voorwaarde om veilig en zonder storingen met de machine te kunnen werken.
Pagina 11
Algemene veiligheidsinstructies Gevaren bij het werken met de machine De machine is gebouwd volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels. Toch kunnen er zich bij het gebruik van de machine gevaren en beschadigingen voordoen voor het leven van de chauffeur of derden, ...
Algemene veiligheidsinstructies Beschrijving van veiligheidssymbolen Veiligheidsinstructies worden aangegeven met een driehoekig veiligheidssymbool en een signaalwoord. Het signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG) beschrijft de ernst van het dreigende gevaar en heeft de volgende betekenis: GEVAAR verwijst naar een direct gevaar met een hoog risico dat de dood of zwaar lichamelijk letsel (verlies van lichaamsdelen of langdurig letsel) ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden.
Algemene veiligheidsinstructies Organisatorische maatregelen De eigenaar dient de benodigde persoonlijke veiligheidsuitrustingen ter beschikking te stellen, zoals: Veiligheidsbril Veiligheidsschoenen Beschermende kleding Beschermingsmiddelen voor de huid, enz. De bedieningshandleiding altijd daar bewaren waar de machine wordt gebruikt! ...
Algemene veiligheidsinstructies Scholing van de personen Alleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met/aan de machine werken. De eigenaar dient de bevoegdheden voor het bedienen en onderhouden duidelijk vastleggen. Personen die nog moeten worden opgeleid, mogen alleen onder toezicht van een ervaren persoon met/aan de machine werken. Personen Voor de activiteit Personen met...
Algemene veiligheidsinstructies Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik Gebruik de machine alleen als alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen volledig functioneren. Controleer de machine tenminste een keer per dag op waarneembare schade en het correct functioneren van de veiligheids- en beschermingsvoorzieningen. Gevaren door resterende energie Houd rekening met mechanische, hydraulische, pneumatische en elektrische/elektronische resterende energie in de machine.
Algemene veiligheidsinstructies WAARSCHUWING Gevaar door bekneld raken, snijden, naar binnen trekken en stoten door breuk van dragende onderdelen. Het is verboden om te boren in frame of onderstel om bestaande gaten in frame of onderstel op te boren ...
Algemene veiligheidsinstructies 2.13 Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine Houd alle waarschuwingsstickers op de machine altijd schoon en goed leesbaar! Vervang onleesbare waarschuwingsstickers. Bestel de waarschuwingsstickers aan de hand van het bestelnummer (bijv. MD 075) bij uw dealer. Opbouw waarschuwingssticker Waarschuwingsstickers geven gevaarlijke plaatsen op de machine aan en waarschuwen voor restgevaren.
Pagina 18
Algemene veiligheidsinstructies Bestelnummer en toelichting Waarschuwingssticker MD 078 Gevaar voor bekneld raken van vingers of hand door bewegende, toegankelijke onderdelen in de machine! Dit gevaar veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel met verlies van lichaamsdelen aan vingers of hand. Reik nooit met uw handen of armen in de gevaarlijke plaats zolang de tractormotor met aangesloten cardanas / hydraulisch systeem loopt.
Pagina 19
Algemene veiligheidsinstructies MD 084 Gevaar voor bekneld raken van het gehele lichaam door onderdelen die van boven naar beneden bewegen! Dit gevaar veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Het is verboden om zich binnen het zwenkbereik van bewegende machineonderdelen te bevinden.
Pagina 20
Algemene veiligheidsinstructies MD 095 Lees voordat u de machine in gebruikt neemt de bedieningshandleiding en de veiligheidsinstructies goed door en volg de aanwijzingen op! MD 096 Infectiegevaar voor het gehele lichaam door vloeistof dat onder hoge druk naar buiten stroomt (hydraulische olie)! Dit gevaar veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam wanneer onder hoge druk naar buiten stromende hydraulische olie via...
Pagina 21
Algemene veiligheidsinstructies MD 100 Dit pictogram geeft sjorpunten aan voor het vastmaken van bevestigingsmiddelen bij het transporteren van de machine. MD 102 Gevaar door onbedoeld starten en wegrollen van de machine bij werkzaamheden aan de machine, zoals monteren, instellen, oplossen van storingen, reinigen, onderhoud en reparaties.
Pagina 22
Algemene veiligheidsinstructies MD 154 Gevaar voor steekletsel bij andere verkeersdeelnemers tijdens transport door naar achteren gerichte, niet afgedekte, scherpe veertanden van de exacteg! Transportritten zonder correct gemonteerde beschermstrip voor de verkeersveiligheid zijn verboden. D9 BAH0007.3 08.10...
Algemene veiligheidsinstructies 2.13.1 Plaats van de waarschuwingsstickers en overige aanduidingen Waarschuwingssticker De volgende afbeeldingen geven aan waar de waarschuwingsstickers op de machine zijn aangebracht. Afb. 1 Afb. 2 D9 BAH0007.3 08.10...
Algemene veiligheidsinstructies 2.14 Gevaren bij het negeren van de veiligheidsinstructies Het negeren van de veiligheidsinstructies kan personen in gevaar brengen, schadelijk zijn voor het milieu en beschadigingen aan de machine veroorzaken. kan leiden tot het verlies van alle aanspraken op schadevergoeding.
Algemene veiligheidsinstructies 2.16 Veiligheidsinstructies voor de chauffeur WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten vanwege het ontbreken van verkeers- en gebruiksveiligheid! De machine en tractor voor gebruik altijd controleren op verkeers- en gebruiksveiligheid! 2.16.1 Algemene veiligheidsinstructies en voorschriften ter voorkoming van ongevallen ...
Pagina 26
Algemene veiligheidsinstructies Voordat u de machine aan de driepunts hydraulica van de tractor aan- of loskoppelt, dient u de bedieningshendel van de hydraulica van de tractor te blokkeren in een positie waarin onbedoeld heffen of zakken wordt uitgesloten! Zet de steunelementen (indien aanwezig) bij het aan- en afkoppelen van machines in de juiste stand (stabiliteit bij stilstand)!
Pagina 27
Algemene veiligheidsinstructies Werken met de machine Maak uzelf voordat u met de werkzaamheden begint vertrouwd met de uitrusting en bedieningselementen van de machine en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat! Draag strak zittende kleding! Losse kleding verhoogt het risico op vastgrijpen of opwikkelen door aandrijfassen! ...
Pagina 28
Algemene veiligheidsinstructies Bevestig gewichten aan voor- of achterzijde altijd in overeenstemming met de voorschriften aan de daartoe bestemde bevestigingspunten! Houd rekening met het maximale laadvermogen van de aangebouwde/aangekoppelde machine en de toelaatbare asbelasting en oplegdruk van de tractor! ...
Algemene veiligheidsinstructies 2.16.2 Hydraulisch systeem Het hydraulische systeem staat onder hoge druk! Zorg ervoor dat de hydrauliekslangen op de juiste wijze zijn aangesloten! Bij het aansluiten van de hydrauliekslangen moet het hydraulische systeem van zowel de tractor als van de machine drukloos zijn! ...
Algemene veiligheidsinstructies 2.16.3 Elektrisch systeem Bij werkzaamheden aan het elektrische systeem dient u altijd de accu (minpool) los te koppelen! Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Het gebruik van te zware zekeringen veroorzaakt onherstelbare schade aan het elektrische systeem – brandgevaar! ...
Algemene veiligheidsinstructies 2.16.4 Aangebouwde werktuigen Bij het aanbouwen moeten de aanbouwcategorieën van tractor en machine altijd overeenkomen of op elkaar worden afgestemd! Neem de voorschriften van de fabrikant in acht! Zet vóór het aanbouwen of afkoppelen van machines aan de driepuntsophanging de bedieningsinrichting in die stand waarbij onbedoeld oplichten of laten zakken uitgesloten is! ...
Algemene veiligheidsinstructies 2.16.5 Werken met zaaimachines Let op de toegestane vulhoeveelheden van de zaadkast (inhoud zaadkast)! Gebruik de treeplank en het platform uitsluitend voor het vullen van de zaadkast! Het is verboden om anderen tijdens het werk op de machine te laten meerijden! ...
Op- en afladen Op- en afladen GEVAAR Ga niet onder een machine staan die door een kraan wordt opgelicht. Bevestig de zaaimachines D9 Super/Special bij geopend zaadkastdeksel voor het transporteren aan een kraanhaak. Bevestig de kraanhaak, afhankelijk van de uitrusting en de ligging van het zwaartepunt van de zaaimachine, in een van beide uitsparingen (Afb.
Beschrijving van het product Beschrijving van het product Dit hoofdstuk geeft een uitgebreid overzicht van de opbouw van de machine. geeft de namen van de afzonderlijke bedieningshendels. Lees dit hoofdtuk bij voorkeur bij de machine. Zo raakt u optimaal vertrouwd met de machine.
Beschrijving van het product Veiligheids- en beschermingsvoorzieningen Afb. 25/... (1) Lunspen, voor het bevestigen van de markeurs (2) Rubber buffer (optische indicatie) De markeur staat niet loodrecht, d.w.z. dat de markeur niet met de lunspen (boven) is geborgd. Afb. 25 Afb.
Beschrijving van het product Gebruik volgens voorschriften De machine is gebouwd voor het doseren en verspreiden van bepaalde soorten universeel zaaigoed; wordt met de driepunt aan een tractor gekoppeld en bediend door één persoon. De volgende liggingen op een helling kunnen worden bereden ...
Beschrijving van het product Gevarenzone en gevaarlijke plaatsen De gevarenzone is de omgeving van de machine waarin personen binnen bereik zijn van arbeidsbewegingen van de machine en zijn gereedschappen door de machine naar buiten geslingerde materialen of voorwerpen ...
Beschrijving van het product Typeplaatje en CE-markering De volgende afbeeldingen laten zien waar het typeplaatje (Afb. 31/1) en de CE-markering (Afb. 32/1) is aangebracht. Op het typeplaatje staan: Serienummer van de machine Type Bouwjaar Fabriek Basisgewicht, kg ...
Beschrijving van het product Technische gegevens D9-25 D9-30 D9-30 D9-40 Special Special Super Super Werkbreedte 2,50 3,00 3,00 4,00 Transportbreedte 2,53 3,005 3,005 4,25 zonder opzetstuk 1,25 1,25 1,33 1,34 Vulhoogte zonder laadrand met opzetstuk — 1,47 /1,56 1,55 /1,64 1,65 Eigen gewicht (met WS-zaaischijven)
Met volle zaadkast (met zaadkastopzetstuk 260-3) 1090 kg 565 mm Met volle zaadkast (met zaadkastopzetstuk 400-3) 1170 kg 565 mm D9-30 Super Met volle zaadkast (zonder zaadkastopzetstuk) 1140 kg 565 mm Met volle zaadkast (met zaadkastopzetstuk 260-3) 1300 kg 565 mm...
Beschrijving van het product Conformiteit Richtlijnen/normen De machine voldoet aan de Machinerichtlijn 06/42/EG EMC-richtlijn 04/108/EWG 4.10 Benodigde tractoruitrusting Om de machine in overeenstemming met de voorschriften te gebruiken, dient de tractor te voldoen aan de volgende voorwaarden. Motorvermogen van de tractor D9-25/30 Special vanaf 44 kW (60 pk) D9-30/40 Super...
Opbouw en werking Opbouw en werking Dit hoofdstuk informeert u over de opbouw van de machine en de werking van de afzonderlijke componenten. Afb. 34 Met de zaaimachines D9 kan een nauwkeurige positionering, een gelijkmatige diepte en bedekking van het zaaigoed alsmede een sporenvij, goed gestructureerd veld na de levering worden gerealiseerd.
Pagina 50
Opbouw en werking De AMAZONE-zaaimachine D9 kan worden gebruikt als solomaschine of als deel van een bestelcombinatie met grondbewerkingsmachine AMAZONE-cirkelcultivator of AMAZONE-cirkeleg en tandpakwals of steunwals. De bestelcombinatie optimaliseert het losmaken en weer stevig maken van de bodem alsmede exact zaaien in één keer.
Opbouw en werking Hydrauliekslangen WAARSCHUWING Infectiegevaar door hydraulische olie die onder hoge druk naar buiten stroomt! Bij het aansluiten en loskoppelen van de hydrauliekslangen moet het hydraulische systeem van zowel de tractor als van de machine drukloos zijn! Raadpleeg bij letsel door hydraulische olie direct een arts. 5.1.1 Hydrauliekslangen aansluiten WAARSCHUWING...
Opbouw en werking 5.1.2 Hydrauliekslangen loskoppelen 1. Zet de bedieningshendel op de regeleenheid in de tractor in de neutraalstand. 2. Verwijder de hydrauliekstekkers uit de hydrauliekmoffen. 3. Bescherm de hydrauliekstekkers en hydrauliekaansluitingen met de beschermkappen tegen verontreiniging. Afb. 38 Zaadkast en laadrand (optioneel) De zaadkast is voorzien van een eendelig, tegen water en stof beschermd deksel (Afb.
Opbouw en werking 5.2.2 Digitale niveau-indicator (optioneel) De boordcomputers geven een waarschuwing als het ingestelde minimumniveau van de zaadkast wordt onderschreden. Een niveausensor (Afb. 41/1) controleert het zaadniveau in de zaadkast. Bereikt het zaaigoedniveau de niveausensor, dan verschijnt er een waarschuwingsmelding op het scherm van de boordcomputer.
Opbouw en werking Instelling hoeveelheid uitgezaaid zaad De gewenste uit te zaaien hoeveelheid is traploos instelbaar met de instelhendel (Afb. 43/1) van de Vario-aandrijving. Als de hendel wordt versteld, verandert de uit te zaaien hoeveelheid zaaigoed. Hoe hoger het aangegeven getal op de schaal (Afb. 43/2) des te groter is de uitzaaihoeveelheid.
Opbouw en werking 5.3.1 Aandrijving van de zaaiwielen Het aandrijfwiel drijft de zaaiwielen in de zaaihuizen via de Vario-aandrijving aan. Het aandrijftoerental van de zaaiwielen bepaalt de hoeveelheid zaaigoed; kan op de Vario-aandrijving worden ingesteld. Met het aandrijfwiel wordt de afgelegde afstand gemeten.
Opbouw en werking 5.3.3 Tabel instelwaarden Stand bodemklep 1000-korrel-gewicht (TKG) Stand afsluit- Zaaigoed Zaaiwiel Roeras schuif onder boven 6 g (koolzaad) 50 g (graan) Rogge Standaardzaaiwiel open aangedreven Triticale Standaardzaaiwiel open aangedreven Gerst Standaardzaaiwiel open aangedreven Tarwe Standaardzaaiwiel open aangedreven Spelt Standaardzaaiwiel open...
Opbouw en werking 5.3.4 Zaaiwiel (standaard- en fijnzaaiwiel) De zaaiwielen bestaan uit standaardzaaiwiel (Afb. 49/1) en fijnzaaiwiel (Afb. 49/2). Voor het uitzaaien met het standaardzaaiwiel zijn het standaard- en fijnzaaiwiel aan elkaar gekoppeld en draaien beide; met het fijnzaaiwiel zijn het standaard- en fijnzaaiwiel niet met elkaar verbonden.
Opbouw en werking 5.3.7 Roeras De roeras (Afb. 52/1) in de zaadkast voorkomt dat het zaaigoed in de zaadkast zich ophoopt waardoor het uitzaaien niet goed verloopt. Voor het uitzaaien van bepaald zaaigoed, zoals koolzaad, moet de roeras worden uitgeschakeld, om te voorkomen dat door de intensieve roerwerking van de roeras het koolzaad gaat verkleven.
Opbouw en werking 5.3.8 Uitzaaien van erwten Zaaien met standaardzaaiwielen: Erwten met 1000-korrel-gewicht (TKG) tot 440 met de standaardzaaiwielen zaaien. De maximale werksnelheid van 6 km/h mag niet worden overschreden. Zaaien met bonenzaaiwielen: Erwten met 1000-korrel-gewicht (TKG) boven 440 met de bonenzaaiwielen zaaien.
Opbouw en werking 5.3.9 Uitzaaien van bonen Uitzaaien van bonen tot een TKG van ca. 400 g Bonen tot een 1000-korrel-gewicht (TKG) van ca. 400 g, met vorm en grootte zoals in de afbeelding (Afb. 56) weergegeven, kunnen zonder problemen met de standaardzaaiwielen worden uitgezaaid.
Opbouw en werking 5.3.10 Afdraaigoten Bij de afdraaiproef valt het zaaigoed in de afdraaigoten (Afb. 58/1). Tijdens het uitzaaien beschermen de afdraaigoten de zaailichamen tegen water en stof. Afb. 58 5.3.11 Rekenschijf De gewenste hoeveelheid uit te zaaien zaaigoed wordt op de Vario-aandrijving ingesteld. Voor het bepalen van de juiste stand van de aandrijving zijn vaak meerdere afdraaiproeven nodig.
Opbouw en werking Bedieningsterminal (optioneel) De boordcomputer geeft het volgende weer: als hectareteller de totale hoeveelheid bewerkte grond (ha); de gedeeltelijke hoeveelheid bewerkte grond (ha); het schakelritme en de teller van de rijpadenschakeling; de actieve markeur. De boordcomputer geeft een Afb.
Opbouw en werking berekent de huidige rijsnelheid [km/u]; de huidige zaaihoeveelheid [kg/ha]; de nog af te leggen afstand [m] tot de zaadkast leeg is; de daadwerkelijke inhoud van de zaadkast [kg]. slaat voor een gestarte opdracht de volgende gegevens op ...
Opbouw en werking De bandzaadschoen II (Afb. 64) werkt heel goed in lichte en middelzware grond. De schuine glijzool verdicht het oppervlak en reduceert de diepte waar het zaaigoed terechtkomt. Afb. 64 RoTeC-zaaischijf Gebruik uw zaaimachine met RoTeC- zaaischijven voor ploegzaad of ...
Opbouw en werking Voor de begrenzing van de zaaigoeddiepte (Afb. 67/1 - 4) kan de kunststof schijf in drie standen worden gezet of worden verwijderd. Door bediening van de greep (Afb. 65/3) wordt de kunststof schijf versteld of verwijderd. Afb. 67 Zaaischijfdruk De zaaigoeddiepte is afhankelijk van ...
Pagina 66
Opbouw en werking Hydraulische zaaischijfdrukinstelling (optioneel) De zaaischijfdruk wordt centraal met een hydraulische cilinder (Afb. 69/1) ingesteld die samen met de hydr. afstandsinstelling zaadhoeveelheid (optioneel) en de hydr. exactegdrukinstelling (optioneel) op regeleenheid 2 is aangesloten. Bij verhoging van de hoeveelheid zaaigoed stijgt automatisch de zaaischijfdruk en neemt de exactegdruk toe.
Opbouw en werking Exacteg (optioneel) De exacteg (Afb. 70/1) bedekt het in de zaaivoor afgelegde zaad gelijkmatig met losse grond en egaliseert de grond. In te stellen is de stand van de veertanden; de druk op de exacteg. De druk op de exacteg bepaalt de arbeidsintensiteit van de Exacteg en is afhankelijk van de grondsoort.
Opbouw en werking Hydraulische exactegdrukinstelling (optioneel) De exactegdruk wordt via een hydraulische cilinder ingesteld, die samen met de hydr. afstandsinstelling zaadhoeveelheid (optioneel) en de hydr. zaaischijfdrukinstelling (optioneel) op regeleenheid 2 is aangesloten. Bij verhoging van de hoeveelheid zaaigoed stijgt automatisch de zaaischijfdruk en neemt de exactegdruk toe.
Opbouw en werking 5.11 Zaaimachine-sporenwisser (optioneel) De sporenwisser (Afb. 74/1) maakt de grond achter de wielen van de zaaimachine los. De zaaischijfpunt gaat uit de weg voor stenen; klapt bij het afzetten van de zaaimachine automatisch naar boven. De werkdiepte resp.
Opbouw en werking 5.13 Markeurs De hydraulisch bediende markeurs maken afwisselend rechts en links naast de machine een spoor in de grond. De actieve markeur maakt hierbij een markering. De bestuurder van de tractor kan deze markering gebruiken om na het keren op de kopakker correct aan te sluiten op eerder gezaaide rijden.
Opbouw en werking Vóór het passeren van obstakels de actieve markeur op het veld oplichten (schakelstand van de zaaiwiel-rijpadenschakeling aansluitend corrigeren). De markeurs van de zaaimachine D9 Super zijn voorzien van schuifbeveiligingen. Komt de markeur tegen een vast obstakel, dan breekt een bout af en wijkt de markeur voor het obstakel.
Opbouw en werking 5.15 Rijpadenschakeling (optioneel) Met de rijpadenschakeling kunnen de rijpaden in het veld op vooraf ingestelde afstanden worden aangelegd. Rijpaden zijn sporen waarin niet wordt gezaaid (Afb. 81/A) voor de machines die later worden ingezet ten behoeve van bemesting en verzorging.
Pagina 73
Opbouw en werking Werkbreedte zaaimachine D9-25 D9-30 D9-40 Rijpaden Afstand tussen de rijpaden schakelritme (werkbreedte kunstmeststrooier en landbouwsproeier) - 12 m 10 m 12 m 16 m 15 m 20 m 15 m 18 m 24 m ...
Opbouw en werking 5.15.1 Voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden Afbeelding (Afb. 83) toont enkele voorbeelden van het aanleggen van rijpaden: werkbreedte van de zaaimachine afstand tussen de rijpaden (= werkbreedte kunstmeststrooier/landbouwsproeier) rijpad-schakelritme rijpadenteller (tijdens het werk worden de slagen doorgenummerd en weergegeven).
Pagina 75
Opbouw en werking Afb. 83 D9 BAH0007.3 08.10...
Opbouw en werking 5.15.2 Schakelritme 4, 6 en 8 Afbeelding (Afb. 83) toont o.a. voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden met schakelritme 4, 6 en 8. Afgebeeld is de zaaimachine met een halve werkbreedte (sectie) tijdens de eerste slag. Een tweede mogelijkheid voor het aanleggen van rijpaden met schakelritme 4, 6 en 8 bestaat uit het beginnen met de volle werkbreedte en het aanleggen van een rijpad (zie Afb.
Opbouw en werking 5.15.3 Schakelritme 2 plus en 6 plus Afbeelding (Afb. 83) toont o.a. voorbeelden voor het aanleggen van rijpaden met schakelritme 2 plus en 6 plus. Bij het aanleggen van rijpaden met schakelritme 2 plus en 6 plus (Afb. 85) worden tijdens de heen- en terugrit rijpaden in het veld aangelegd.
Pagina 78
Opbouw en werking Elektronische bediening De slingerveerkoppeling (Afb. 86/1) wordt door een magneetschakelaar (Afb. 86/2) bediend, die elektronisch wordt geregeld door de of de Afb. 86 Hydraulische bediening De slingerveerkoppeling (Afb. 87/1) wordt door een hefboom (Afb. 87/2) bediend, die met de schakelkast (Afb.
Opbouw en werking 5.15.5 Uitschakeling zaaias aan één kant Met de zaaiasuitschakelkoppeling (Afb. 89) kan de linker zaaiashelft worden uitgeschakeld en de zaaigoedtoevoer naar de zaaischijven worden onderbroken. Als ook de rijpadzaaiwielen niet hoeven te zaaien, moeten de afsluitschuiven naar de rijpadzaaiwielen worden gesloten.
Inbedrijfstelling Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk voorziet u van informatie over het inbedrijfstellen van uw machine de wijze waarop u kunt controleren of u de machine aan uw tractor kunt aansluiten/aankoppelen. Voor het inbedrijfstellen van de machine moet de gebruiker deze handleiding hebben gelezen en begrepen.
Inbedrijfstelling Controleren of de tractor geschikt is WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de tractor! Controleer of uw tractor geschikt is voordat u de machine aan de tractor koppelt.
Inbedrijfstelling 6.1.1.1 Benodigde gegevens voor de berekening (aangebouwde machine) Afb. 92 [kg] Eigen gewicht van tractor zie bedieningshandleiding van tractor of kentekenbewijs [kg] Voorasbelasting van de lege tractor [kg] Achterasbelasting van de lege tractor [kg] Totaalgewicht van aan achterzijde zie hoofdstuk "Technische gegevens voor aangekoppelde machine of gewicht aan berekening van tractorgewichten en achterzijde...
Inbedrijfstelling 6.1.1.2 Berekening van het minimaal noodzakelijke ballastgewicht voor G om de V min bestuurbaarheid van de tractor te waarborgen Voer de waarde van het berekende minimale ballastgewicht G V min dat aan de voorzijde van de tractor nodig is, in de tabel (hoofdstuk 6.1.1.7) in.
Inbedrijfstelling 6.1.1.7 Tabel Daadwerkelijke waarde Toelaatbare waarde Dubbel toelaatbaar volgens berekening volgens draagvermogen bedieningshandleiding (twee banden) van tractor Minimaal ballastgewicht voor/achter Totaalgewicht Voorasbelasting Achterasbelasting Raadpleeg het kentekenbewijs van uw tractor voor de toelaatbare waarden voor het totaalgewicht van de tractor, de asbelastingen en het draagvermogen van de banden.
Inbedrijfstelling Beveilig de tractor/machine tegen onbedoeld starten en wegrollen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten bij handelingen aan de machine door onbedoeld zakken van de door de driepuntshydraulica van de tractor opgeheven, onbeveiligde machine ...
Inbedrijfstelling Eerste montage exacteg (vakwerkplaats) 1. Koppel de machine aan de tractor (zie hoofdstuk "Machine aan- en afkoppelen", op pagina 88). 2. Schoorstangen (Afb. 93/1) met pennen (Afb. 93/2) aan de steunen bevestigen en met lunspennen (Afb. 93/3) borgen. Afb. 93 3.
Inbedrijfstelling Eerste montage van de houders voor de beschermstrip voor de verkeersveiligheid Monteer twee houders (Afb. 96/1) aan de exacteg (Afb. 96/2). Bevestig de beschermstrips (Afb. 97/2) tijdens het werk aan de houders (Afb. 97/1). Afb. 96 Afb. 97 D9 BAH0007.3 08.10...
Machine aan- en afkoppelen Machine aan- en afkoppelen Volg bij het aan- en afkoppelen van machines de aanwijzingen in het hoofdstuk "Veiligheidsinstructies voor de chauffeur", op pagina 25 op. WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken door onbedoeld starten en wegrollen van de machine en tractor bij het aan- of afkoppelen van de machine! Beveilig de tractor en machine tegen onbedoeld starten en wegrollen voordat u voor het aan- of afkoppelen in de gevarenzone tussen...
Pagina 89
Machine aan- en afkoppelen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten als de machine onbedoeld loskomt van de tractor! Gebruik de daartoe bestemde inrichtingen om de tractor en machine in overeenstemming met de voorschriften aan elkaar te koppelen.
Pagina 90
Machine aan- en afkoppelen 1. Bevestig de kogelkoppeling (Afb. 98) boven de bouten van de topstang en trekstang van het driepunt van de zaaimachine. De kogelkoppelingen zijn afhankelijk van het type tractor (zie bedieningshandleiding van tractor). Waardeer de cat. II bouten van de topstang en trekstang van de machine met de reductiehulzen op tot cat.
Pagina 91
Machine aan- en afkoppelen 5. Open de borging van de trekstangen van de tractor, d.w.z. dat zij gereed dienen te zijn om te koppelen. 6. Rijd de tractor verder naar achteren naar de machine, zodat de haken van de trekstangen van de tractor de kogelkoppelingen van de onderste koppelingspunten van de machine automatisch opnemen.
Machine aan- en afkoppelen 7.1.1 Hydraulische verbindingen aansluiten Maak hydraulische koppelingen schoon voordat u ze op de tractor aansluit. Geringe olieverontreiniging door vuildeeltjes kan storingen in het hydraulische systeem veroorzaken. Tractorregeleen Aansluiting Omschrijving Functie heid Markeur links Markeur rechts enkelvoudig toevoer / ...
Machine aan- en afkoppelen 7.1.2 Andere aansluitingen vastmaken Aansluiting/functie Montage-instructie Stekker (7-polig) voor verkeerslichten Machinestekker Bevestig de stekers op de bedieningsterminal in de tractorcabine zoals in de betreffende AMACO bedieningshandleiding staat beschreven. Controleer de werking van de verlichting. Alleen schakelkast: Breng de kabel (Afb.
Machine aan- en afkoppelen Machine afkoppelen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, snijden, vastgrijpen, naar binnen trekken en stoten door onvoldoende stabiliteit en omkantelen van de afgekoppelde machine! Zet de machine altijd op een vlakke en stevige bodem. Na het afkoppelen van de machine moet er voldoende ruimte vóór de machine zijn om de tractor in één lijn naar de machine te rijden.
Instellingen Instellingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de driepuntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine. ...
Pagina 96
Instellingen Uitzaaien met standaardzaaiwielen 1. Verdraai het standaardzaaiwiel op de zaaias met de hand zo ver, dat de pen (Afb. 104/1) in de boring zichtbaar is. Afb. 104 2. Druk de pen met de bijgeleverde sleutel (Afb. 105/1) tegen het fijnzaaiwiel. 3.
Instellingen Uitzaaien met bonenzaaiwielen (optioneel) De bonenzaaiwielen kunnen: na het uitbouwen van de zaaias worden vervangen door de standaard- en fijnzaaiwielen of samen met een tweede zaaias worden gemonteerd. Monteer de bonenzaaiwielen altijd in een vakwerkplaats (zie hoofdstuk "Bonenzaaiwielen monteren", op pagina 155).
Instellingen Bodemkleppenpositie instellen 1. Stel de bodemklephendel (Afb. 109/1) in op de tabelwaarde (zie Afb. 48, op pagina 56). De bodemklephendel kan in een gatenplaat in 8 standen worden vergrendeld. Zwenk voor het openen van de bodemkleppen de bodemklephendel langs de gatenplaat omlaag.
Instellingen Roerasaandrijving De roeras wordt aangedreven als de lunspen (Afb. 111/1) in de boring van de holle as van de aandrijving zit. Afb. 111 De roeras draait niet als de lunspen (Afb. 112/1) in de boring van de hulpas zit. Deze instelling is van invloed op de hoeveelheid uit te zaaien zaad.
Instellingen Zaadkast vullen GEVAAR De zaaimachine moet vóór het vullen van de zaadkast aan de tractor resp. aan de grondbewerkingsmachine worden gekoppeld. Neem de toelaatbare vulling en totaalgewichten in acht. Maak de zaadkast vóór het afkoppelen van de zaaimachine leeg.
Instellingen Hoeveelheid uit te zaaien zaad instellen met afdraaiproef Met de afdraaiproef controleert u of ingestelde en daadwerkelijk uitgezaaide hoeveelheid met elkaar overeenkomen. Voer de afdraaiproef altijd uit: als u een ander soort zaad gaat gebruiken; als u hetzelfde soort zaad gaat gebruiken, maar met een andere korrelgrootte, korrelvorm, specifiek gewicht en andere ontsmetting;...
Pagina 102
Instellingen 3. Laat de trechterrail (Afb. 116/1) zakken. Afb. 116 4. Trek de afdraaigoten (Afb. 117) naar boven uit de steunen. Afb. 117 5. Leg de afdraaigoten (Afb. 118) op de trechterrail. Afb. 118 De rijpadenteller mag tijdens de afdraaiproef niet "0" aanwijzen ...
Pagina 103
Instellingen Alleen zaaimachines met schakelkast: 6. Trek eenmaal aan de bedieningshefboom (Afb. 119/1) als de schakelkast "0" (Afb. 119/2) aangeeft. Afb. 119 7. Draai de arreteerknop (Afb. 120/1) los. 8. Raadpleeg de tabel (Afb. 121, hieronder) voor de instelwaarde van de aandrijving voor de eerste afdraaiproef.
Pagina 104
Instellingen Instellen van de instelhendel bij zaaimachines met hydr. afstandsinstelling zaadhoeveelheid (zie hoofdstuk 8.7.1, op pagina 107); bij zaaimachines met en elektr. instelling zaadhoeveelheid (zie bedieningshandleiding 11. Pak de afdraaislinger (Afb. 122/1) uit de houder onder de zaadkast. Afb.
Pagina 105
Instellingen 17. Maak de afdraaigoten in de zaadkast leeg en plaats ze weer op de trechterrails. 18. Draai het rechter zaaimachinewiel (Afb. 125) met het in de tabel (Afb. 126) aangegeven aantal omwentelingen rechtsom Bij zaaimachines met elektronische instelling hoeveelheid uitgezaaid zaad, zie bedieningshandleiding Afb.
Pagina 106
Instellingen 19. Weeg de in de afdraaigoot opgevangen hoeveelheid zaaigoed (houd rekening met het gewicht van de bak) en vermenigvuldig deze met factor "40" (bij 1/40 ha) of met factor "10" (bij 1/10 ha). Controleer de nauwkeurigheid van de weegschaal.
Instellingen 20. Herhaal de afdraaiproef tot het bereiken van de gewenste hoeveelheid uit te zaaien zaad. 21. Bevestig de afdraaigoten aan de zaadkast (zie Afb. 128). 22. Schuif de trechterrail naar boven en vergrendel deze. 23. Steek de afdraaislinger in de transporthouder.
Pagina 108
Instellingen Grotere hoeveelheid uit te zaaien zaad instellen 1. Bedien regeleenheid 2. Zet de hydraulische cilinder onder druk. 2. Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel. 3. Zet met de stelschroef (Afb. 130/1) de wijzer (Afb.
Instellingen 8.7.2 Bepaling van de stand van de aandrijving met behulp van de rekenschijf Voorbeeld: Waarden van de afdraaiproef Berekende hoeveelheid uit te zaaien zaad: 175 kg/ha Stand van de aandrijving: Gewenste hoeveelheid uit te zaaien zaad: 125 kg/ha. 1. De waarden van de afdraaiproef ...
Pagina 110
Instellingen 7. Draai de beide schroeven (Afb. 133/1) los. 8. Stel de lengte van de markeur in op lengte "A" (zie tabel "Afb. 135", op pagina 111). 9. Verdraai de markeurschijf om de arbeidsintensiteit van de markeurs zodanig in te stellen dat zij op een lichte grond vrijwel parallel aan de rijrichting en op een zware grond meer op grip zijn ingesteld.
Instellingen Werkbreedte Afstand "A" 2,50 m 2,50 m 3,0 m 3,0 m 4,0 m 4,0 m Afstand van het midden van de machine tot het verticale vlak van de markeurschijf. Afb. 135 Bandzaadschoen aan de WS-zaaischijf bevestigen Bevestig de bandzaadschoen (Afb. 136/1) met een pen aan de WS-zaaischijf en borg deze met een lunspen.
Instellingen 8.10 Zaaischijfdruk instellen Controleer de diepte waar het zaaigoed terechtkomt na elke instelling (zie hoofdstuk "Zaaigoeddiepte controleren", op pagina 115). 8.10.1 Centrale zaaischijfdrukinstelling 1. Steek de afdraaislinger (Afb. 137) op de stelspil en stel de zaaischijfdruk in. Verdraaiing van de afdraaislinger ...
Instellingen Grotere zaaischijfdruk instellen 1. Zet stuurventiel 2 in de zweefstand. 2. Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel. 3. Steek de pen (Afb. 139/1) boven de aanslag (Afb. 139/3) in een boring van de gatenplaat en borg deze met een lunspen (Afb.
Instellingen 8.10.4 Kunststof RoTeC-schijven instellen Kan de gewenste diepte voor het zaaigoed zoals beschreven in hoofdstuk 8.10, op pagina 112, niet worden bereikt, stel dan de kunststof RoTeC-schijven in volgens de tabel (Afb. 141). Elke kunststof schijf kan in drie standen aan de RoTeC-zaaischijf worden vergrendeld of van de RoTeC-zaaischijf worden verwijderd.
Instellingen Zaaigoed zonder kunststof schijf 1. Draai de greep over de vergrendeling (Afb. 143/1) en trek de kunststof schijf van de RoTeC-zaaischijf. Afb. 143 Monteer de kunststof RoTeC-schijf Bevestig de kunststof RoTeC-schijf met de aanduiding "K“ aan de korte zaaischijf; ...
Instellingen 8.11 Zaaimachine-sporenwissers (optioneel) instellen 1. Schroef de bout (Afb. 144/1) los. 2. Stel de zaaimachine-sporenwissers in en schroef de bout weer vast. 3. Borg de bout met behulp van de contramoer. Afb. 144 8.12 Tractor-sporenwisser (optioneel) instellen De tractor-sporenwisser alleen op het veld in de werkstand zetten en na het werk helemaal bovenaan vastmaken.
Pagina 117
Instellingen De beste egalisering van het tractorspoor wordt bereikt, als de tractor-sporenwissers het tractorspoor met de naast het spoor liggende losse grond vullen. Afb. 146 Tractor-sporenwisser, verstevigd Tractor-sporenwisser horizontaal instellen: 1. Houd de sporenwisser aan de handgreep (Afb. 147/1) vast. 2.
Instellingen 8.13 Exacteg instellen Controleer het arbeidsresultaat na elke instelling van de exacteg. 8.13.1 Veertanden instellen 1. Breng de machine op het land in de werkstand. 2. Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel.
Instellingen 8.13.2 Exactegdruk instellen 1. Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel. 2. Span de hefboom (Afb. 150/1) met de afdraaislinger. 3. Steek de pen (Afb. 150/2) in een gat onder de hefboom. 4.
Instellingen 8.14 Schakelritme rijpaden instellen Alleen Stel het schakelritme rijpaden in zoals in de bedieningshandleidingen resp. staat beschreven. Alleen schakelkast: Voor het instellen van een ander schakelritme rijpaden moeten het verdeelrad (Afb. 152/1) en het indicatiewiel (Afb. 152/2) in de schakelkast worden aangepast resp.
Instellingen 8.15 Linker zaaiashelft uitschakelen 1. De veerdrukbelaste zaaiaskoppeling naar links tegen de veer drukken en in pijlrichting verdraaien. zaaias aangedreven (siehe Afb. 154) linker zaaias aan één kant uitgeschakeld (zie Afb. 155). 2. De afsluitschuiven van de rijpadzaaiwielen op de linker zaaiashelft sluiten.
Instellingen 8.16 Rijpadmarkeerapparaat instellen 1. Verwijder de pen (Afb. 156/1). De pen is met een lunspen geborgd. Afb. 156 2. Draai beide dragers van de spoorschijf hand omlaag. Afb. 157 3. Stuur iedereen uit de gevarenzone weg. 4. Zet de rijpadenteller op "nul". GEVAAR Stuur personen weg uit de gevarenzone van markeur, schakelkast en rijpadmarkeerapparaat.
Pagina 123
Instellingen 5. Laat de spoorschijven zakken met regeleenheid 1. 6. Trek de handrem aan, zet de motor af en verwijder de contactsleutel. 7. Draai de bout (Afb. 158/1) los. 8. Stel de spoorschijf zodanig in, dat deze het door de rijpadenzaaischijven aangelegde rijpad markeert.
Transport Transport Op de openbare weg moeten tractor en machine voldoen aan de nationale verkeersvoorschriften (in Duitsland de StVZO en StVO) en de voorschriften ter voorkoming van ongevallen (in Duitsland de voorschriften van de wettelijke ongevallenverzekering). Eigenaars en bestuurders van voertuigen zijn verantwoordelijk voor het nakomen van de wettelijke voorschriften.
Pagina 125
Transport WAARSCHUWING Het negeren van de gebruiksvoorschriften kan leiden tot gevaar voor breuk, onvoldoende stabiliteit en onvoldoende stuur- en remvermogen van de tractor! Deze gevaren veroorzaken zwaar lichamelijk letsel met mogelijk dodelijke afloop. Houd rekening met de maximale belading van de aangebouwde/aangekoppelde machine en de toelaatbare asbelasting en oplegdruk van de tractor! Rijd indien nodig met een gedeeltelijk gevulde tank.
Transport Zaaimachine in transportstand zetten 1. Zet de machine bv. op het veld. 2. Bedien stuurventiel 1. Klappe beide markeurs in. GEVAAR Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel! 3. Borg beide markeurs 3.1 Druk de markeur tegen de houder en zet de markeur vast met behulp van de borgpen (Afb.
Pagina 127
Transport 5. Zet de sporenwissers van de D9-30 in de transportstand. 5.1 Draai de twee ringmoeren (Afb. 162/1) los. 5. 2 Verwijder de sporenwisser (Afb. 162/2). Demonteer de tweede sporenwisser, zoals beschreven. Afb. 162 GEVAAR Demonteer de sporenwissers van de D9-30 voordat u de machine over de openbare weg vervoert.
Pagina 128
Transport 9. Schakel de resp. de (optioneel) uit. Afb. 165 10. Sluit het zaadkastdeksel. 11. Controleer of de verlichting werkt (zie hoofdstuk "Verkeerstechnische uitrusting", op pagina 42). 12. De waarschuwingsborden moeten schoon en onbeschadigd zijn. Vergrendel de regeleenheden van de tractor tijdens transport! Schakel de zwaailamp (indien aanwezig) voor het rijden in en controleer de werking (voor een zwaailamp is een vergunning nodig).
Transport D9-40 Super transporteren GEVAAR De zaaimachine D9-40 Super mag uitsluitend op een transportvoertuig worden vervoerd; mag alleen met weggeklapte markeurs worden getransporteerd, zodat de max. transporthoogte niet wordt overschreden (zie hieronder). Markeurs van de D9-40 Super wegklappen: 1.
Werken met de machine Werken met de machine Houd u bij het werken met de machine aan de aanwijzingen van hoofdstukken "Waarschuwingsstickers en andere tekens op de machine" vanaf op pagina 17 en "Veiligheidsinstructies voor de chauffeur", op pagina 25. Het opvolgen van deze aanwijzingen is voor uw eigen veiligheid.
Werken met de machine 10.1 Machine voorbereiden voor gebruik Verwijder de beschermstrip voor de verkeersveiligheid 1. Maak de veerspanners (Afb. 167/2) los en verwijder de beschermstrips voor de verkeersveiligheid (Afb. 167/1). Afb. 167 2. Steek de beschermstrips (Afb. 168/1) in elkaar en bevestig ze aan de transporthouder (Afb.
Pagina 132
Werken met de machine 3. Bevestig de sporenwissers (Afb. 169/1) met behulp van twee ringmoeren (Afb. 169/2) aan de machine. Afb. 169 4. Draai de bout los en schuif de buitenste toestrijker (Afb. 170/1) naar buiten. 5. Draai de bout vast. 6.
Pagina 133
Werken met de machine Transportbeveiliging van de markeurs GEVAAR Borg de markeurs vóór het verlaten van het veld resp. bij rijden op de openbare weg. Druk de markeur tegen de steun en bevestig deze met een lunspen (Afb. 171/1). Als de lunspen niet wordt gebruikt, moet deze in de boring (Afb.
Werken met de machine 10.2 Beginnen met zaaien 1. Zet de machine op de kopakker in de werkstand. 2. Controleer het schakelritme voor de rijpaden. 3. Stuur iedereen uit de gevarenzone weg. 4. Bedien regeleenheid 1. Laat de actieve markeur zakken. ...
Werken met de machine 10.3 Tijdens het werk Controleer de rijpadenteller na elke keer ongepland klappen van de markeurs, bv. vóór een obstakel. Ontsmet zaaigoed is zeer giftig voor vogels! Het zaaigoed moet volledig zijn ondergewerkt of met grond bedekt zijn.
Werken met de machine 10.5 Zaadkast en zaaihuis leegmaken 1. Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel. 2. Plaats de afdraaigoten op de trechterrails (zie hoofdstuk "Hoeveelheid uit te zaaien zaad instellen met afdraaiproef", op pagina 101).
Werken met de machine Open de bodemkleppen als de zaaimachine langere tijd niet wordt gebruikt. Bij gesloten bodemkleppen bestaat het gevaar dat muizen proberen in de zaadkast te komen, omdat het ook in een lege zaadkast naar graan ruikt. Bij gesloten bodemkleppen vreten de dieren wellicht de bodemkleppen aan.
Storingen Storingen WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de driepuntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine. ...
Storingen 11.2 Verschil tussen de ingestelde en daadwerkelijke hoeveelheid uitgezaaid zaad Constateert u verschillen tussen de ingestelde hoeveelheid uitgezaaid zaad bij de afdraaiproef en de daadwerkelijke hoeveelheid uitgezaaid zaad op het veld, lees dan het onderstaande: Bij nieuwe machines verandert het oppervlak van het zaaihuis, de bodemkleppen en de zaaiwielen door afzettingen van ontsmettingsmiddelen.
Reinigen, service en onderhoud Reinigen, service en onderhoud WAARSCHUWING Gevaar voor bekneld raken, scharen, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de driepuntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
Reinigen, service en onderhoud Reinigen met hogedrukreiniger/stoomstraal U dient de volgende aanwijzingen bij het reinigen met een hogedrukreiniger/stoomstraal beslist op te volgen: Reinig geen elektrische onderdelen. Reinig geen verchroomde onderdelen. Richt de straal van de hogedrukreiniger of de stoomstraal nooit rechtstreeks op smeerpunten en lagers.
Reinigen, service en onderhoud 12.2 Onderhoudsschema – overzicht Voer de onderhoudswerkzaamheden uit zodra de eerste termijn is bereikt. Tijdsintervallen, draai-uren van de motor of service-intervallen van de eventueel bijgeleverde documenten van derden hebben voorrang. Voor de inbedrijfstelling Vakwerkplaats Hydrauliekslangen controleren en Hfdst.
Reinigen, service en onderhoud 12.3 Bandenspanning Banden Bandenspanning 180/90 - 16 1,2 bar (6.00 - 16) 10.0/75 - 15 0,8 bar 31x15.50 - 15 0,8 bar - MITAS - 12.4 Reparatiewerkzaamheden aan banden en wielen (vakwerkplaats) WAARSCHUWING Reparatiewerkzaamheden aan banden en wielen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door specialisten met het juiste montagegereedschap.
Reinigen, service en onderhoud 12.5 Oliepeil in de Vario-aandrijving controleren 1. Zet de machine op een horizontale ondergrond. 2. Controleer het oliepeil. Het oliepeil moet zichtbaar zijn in het kijkglas (Afb. 179/1). Het verversen van de olie is niet nodig. De olievulopening (Afb.
Reinigen, service en onderhoud 12.7 Basisafstelling bodemkleppen 1. Maak de zaadkast en het zaaihuis leeg (zie hoofdstuk "Zaadkast en zaaihuis leegmaken", op pagina 136). 2. Controleer of de bodemkleppen (Afb. 181/1) makkelijk bewegen. 3. Plaats de bodemklephendel in gat 1 en borg deze (zie hoofdstuk "Bodemkleppen", op pagina 98).
Reinigen, service en onderhoud 12.8 Hydraulisch systeem WAARSCHUWING Gevaar voor infectie door onder hoge druk staande hydraulische olie die in het lichaam dringt! Werkzaamheden aan het hydraulische systeem mogen uitsluitend door een vakwerkplaats worden uitgevoerd! Laat alle druk uit het hydraulische systeem ontsnappen voordat u met de werkzaamheden aan het hydraulische systeem begint! ...
Reinigen, service en onderhoud 12.8.1.1 Aanduidingen op hydrauliekslangen De aanduidingen op de slangen hebben de volgende betekenis: Afb. 182/... (1) Type-aanduiding van de fabrikant van de hydrauliekslang (A1HF) (2) Productiedatum van de hydrauliekslang (04/02 = jaar / maand = februari 2004) (3) Maximaal toelaatbare bedrijfsdruk (210 BAR).
Reinigen, service en onderhoud Corrosie van de armatuur, hetgeen de werking en sterkte vermindert. Montagevoorschriften niet nagekomen. De gebruiksduur van 6 jaar is overschreden. Doorslaggevend hiervoor is de datum waarop de hydrauliekslang op de armatuur is bevestigd plus 6 jaar. Staat op de armatuur de productiedatum "2004", dan eindigt de gebruiksduur in februari 2010.
Reinigen, service en onderhoud 12.9 Wielafstrijker instellen 1. Draai de schroeven (Afb. 183/2) los. 2. Stel de wielafstrijker (Afb. 183/1) in. Afstand tussen afstrijker en wiel ca. 1 cm aan de binnenzijde ca. 2 cm aan de buitenzijde 3.
Reinigen, service en onderhoud 12.12 Raapinzetstuk monteren Schakel de aandrijving van de roeras uit vóór de inbouw van het raapinzetstuk in de zaadkast. 1. Schakel de aandrijving van de roeras uit (zie hoofdstuk "Roerasaandrijving", op pagina 99). 2. Plaats de roerpennen (Afb. 186/2) van de roeras verticaal.
Reinigen, service en onderhoud 12.13 WS-zaaischijfpunt vervangen 1. Druk de noppen (Afb. 188/1) van de trechter in het zaaischijflichaam. 2. Trek de trechter uit het zaaischijflichaam. 3. Verwijder de bout (Afb. 188/2) (aanhaalmoment bout 45 Nm). 4. Licht de zaaischijfpunt (Afb. 188/3) uit de verankering.
Reinigen, service en onderhoud 12.15 Afstand tussen de rijpaden en spoorwijdte/-breedte instellen (vakwerkplaats) WAARSCHUWING Trek de handrem aan, schakel de motor van de tractor uit en verwijder de contactsleutel. 1. Trek de afdraaigoten (Afb. 190) naar boven uit de steun. Afb.
Pagina 153
Reinigen, service en onderhoud Hierbij wordt een steun (Afb. 193/1) die de overbrengingsas axiaal borgt, uit de uitsparing van een zaaihuis getrokken. Afb. 193 De magneetschakelaar (indien aanwezig) wordt met de overbrengingsas omlaaggeklapt. Afb. 194 4. Markeer de nieuwe rijpadzaaiwielen, door de fijnzaaiwielborstels (Afb.
Pagina 154
Reinigen, service en onderhoud 5. Maak de borgpennen (Afb. 196/1) van de nieuwe rijpadzaaiwielen zo ver los, dat de nieuwe rijpadzaaiwielen vrij op de zaaias kunnen worden gedraaid. Afb. 196 6. Verwijder de bouten (Afb. 197/1). 7. Draai de schroeven (Afb. 197/2) los. 8.
Reinigen, service en onderhoud 13. Laat de tanden (Afb. 200/1) van drijfrondsel en rijpadfijnzaaiwielen in elkaar grijpen. 14. Schroef het drijfrondsel aan de overbrengingsas. Afb. 200 15. Laat de tanden (Afb. 201/1) van slingerveerkoppeling en zaaiastandwiel in elkaar grijpen. 16. Bevestig de trekveren (Afb. 201/2) aan de zwenklagers (Afb.
Pagina 156
Reinigen, service en onderhoud 2. Klap de overbrengingsas (Afb. 193/1) van de zaaiwiel- rijpadenschakeling (indien aanwezig) omlaag (zie hoofdstuk "Afstand tussen de rijpaden en spoorwijdte/-breedte instellen (vakwerkplaats)", op pagina 152). 3. Open het zaaiasdruklager (Afb. 203/1). Afb. 203 4. Draai de bouten (Afb. 204/1) los. 5.
Reinigen, service en onderhoud 3. Verdraai de axiale borging (Afb. 206/1) zodanig, dat de korte arm in de uitsparing van het zaaihuis steunt. 4. Controleer de werking van de zaaiwiel- rijpadenschakeling. Afb. 206 Wordt de zaaimachine weer voorzien van standaard- en fijnzaaiwielen, draai dan de axiale borging (Afb.