Instellingen
8.10
Zaaischijfdruk instellen
8.10.1
Centrale zaaischijfdrukinstelling
1. Steek de afdraaislinger (Afb. 137) op de
stelspil en stel de zaaischijfdruk in.
Verdraaiing van de afdraaislinger
linksom zorgt voor een vlakkere
positionering van het zaaigoed;
rechtsom zorgt voor een diepere
positionering van het zaaigoed.
2. Steek de afdraaislinger in de
transporthouder.
8.10.2
Hydr. zaaischijfinstelling
Normale zaaischijfdruk instellen
1. Bedien stuurventiel 2.
Zet de hydraulische cilinder onder druk.
2. Trek de handrem aan, schakel de motor
van de tractor uit en verwijder de
contactsleutel.
3. Steek de pen (Afb. 138/1) onder de aanslag
(Afb. 138/3) in een boring van de gatenplaat
en borg deze met een lunspen (Afb. 138/2).
Elke boring is gemarkeerd met een getal.
Hoe hoger het getal bij de boring waarin de pen
wordt gestoken, des te groter is de zaaischijfdruk
resp. de diepte waar het zaaigoed terechtkomt.
4. Zet stuurventiel 2 in de zweefstand.
112
Controleer de diepte waar het zaaigoed terechtkomt na elke instelling
(zie hoofdstuk "Zaaigoeddiepte controleren", op pagina 115).
Afb. 137
WAARSCHUWING
Stuur personen weg uit de gevarenzone van Vario-aandrijving,
zaaischijven en exacteg.
Afb. 138
D9 BAH0007.3 08.10