Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Werking/Bediening; Hernieuwde Inbedrijfstellingen - ZIEHL-ABEGG PRdry Series Montagehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Montagehandleiding Proceslucht-radiaalventilatoren
6.3

Werking/bediening

Warmteblokkering / Nalopen bij apparaten met transportmiddeltemperatuur > 100 °C
Ventilatoren voor de toepassing met gassen met temperaturen boven 100 °C zijn van inrichtingen
bijv. koelschijven voorzien die het oververhitten van de motor resp. het lager voorkomen. Deze
inrichtingen zijn alleen tijdens de werking effectief en voorkomen de warmte-overdracht naar de
motor resp. het lager tijdens de stilstand niet. De ventilator moet daarom met minstens 50 % van
het nominale toerental nalopen tot de temperatuur op het loopwiel onder 100 °C is gedaald.
Ventilatoren die met een extra koelluchtventilator zijn uitgerust of aan een beluchtingssysteem zijn
aangesloten, kunnen direct worden uitgeschakeld wanneer daardoor een oververhitting bij stilstand
kan worden uitgesloten. Tijdens de stilstand moet worden voorkomen dat om het loopwiel gassen
stromen boven 100 °C.
Oververhitte lagers Indien bijv. door een nooduitschakeling een verhoogde lagertemperatuur van
boven 120 °C ontstaat (gemeten op wentellager) kan de structuur van het lager en het lagervet
worden veranderd. Om de smering van het lager te waarborgen moet het lager met nieuw vet
worden gespoeld. Hiervoor moet de dubbele hoeveelheid smeervet worden ingevoerd dan normaal
gesproken voor het nasmeren wordt gebruikt. Door een structuurverandering in het lager kan de
levensduur aanzienlijk zijn gereduceerd. Lagers die aan een te hoge lagertemperatuur onderhevig
waren moeten daarom vaker dan gebruikelijk op schade worden gecontroleerd. Voor extreme
toepassingsvoorwaarden kan ook een andere temperatuurgrens voor de maximale
lagertemperatuur worden vastgelegd.
Externe ventilatie Ventilatoren, die met een extra ventilator zijn uitgerust voor het ventileren van
de inkapseling of aan een ventilatiesysteem zijn aangesloten, mogen alleen dan worden gebruikt
wanneer een voldoende luchtstroom voor de ventilatie resp. druk voor het inkapselen aanwezig is.
Bij uitval van de externe ventilatie voor de koeling moeten maatregelen worden getroffen die
oververhitting voorkomen zoals daling van de temperatuur van het transportmiddel. Ook
oververhitting bij stilstand moet worden voorkomen.
6.4

Hernieuwde inbedrijfstellingen

Bij de hernieuwde inbedrijfstelling moeten de instructies uit de hoofdstukken "Inbedrijfstelling" en
"Servicewerkzaamheden" in acht worden genomen.
De ventilator moet op corrosieschade worden onderzocht.
Kunststof en rubber delen moeten op verouderingssporen worden gecontroleerd.
Bij hernieuwde inbedrijfstelling van de ventilator na een stilstandstijd van meer dan 6 maanden
moet bij vetgesmeerde lagers de vettoestand worden gecontroleerd. Als ontoliën of verontreiniging
van het lagervet herkenbaar is, moet dit worden vervangen. Bij oliegemeerde lagers moet de olie
ververst worden. Bij aspakkingen met vetblokkering moet het blokkeervet worden gewisseld. Voor
het vernieuwen van het smeermiddel ook de aanwijzingen in de bedieningshandleiding van de
motor, van het ventilatorlager en de aspakking in acht nemen.
L-BAL-031-NL 2022 Index 013
Art.-nr. 00292347-NL
31/38
Inbedrijfstelling

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Pr-t seriesPl series

Inhoudsopgave