Inhoudsopgave
Advertenties
Montagehandleiding Proceslucht-radiaalventilatoren
6 Inbedrijfstelling
6.1
Voorwaarden voor de inbedrijfstelling
Bij de inbedrijfstelling kunnen zich onverwachte en gevaarlijke situatie voor de gehele installatie op
grond van verkeerde instellingen, defecte componenten of verkeerde elektrische aansluitingen
voordoen. Alle personen en voorwerpen moeten uit het gevarenbereik gehaald worden.
Opgelet!
•
Vóór de eerste ingebruikneming controleren:
1. De vakkundige installatie en elektrische aansluiting van de ventilator moeten voltooid zijn?
2. Is eventueel restmateriaal van het installeren en voorwerpen die daar niet thuishoren moeten
uit het aansluit- en ventilatorhuis verwijderd?
3. Veiligheidsinrichtingen – indien noodzakelijk - gemonteerd (EN ISO 13857)?
4. Bevindt het ventilatorloopwiel zich buiten de reikwijdte?
5. De inbouwpositie moet zijn afgestemd op de condensafvoergaten, (onderzijde geopend)?
6. De aansluitgegevens moeten overeenstemmen met de gegevens op het motortype-
aanduidingsplaatje?
7. Bij oliegesmeerde lagers het olieniveau controleren
8. Bij lagers met nasmeerinrichting controleren of de lagers gesmeerd zijn. Indien voorzien, de
nasmeerinrichting aansluiten, eerst controleren of de aansluitingen schoon zijn en de leidingen
met vet zijn gevuld
9. Indien voorzien, de afdichting met spergas belasten. Spergas moet compatibel zijn met het
transportmedium.
10. Indien voorzien, vetblokkering van de afdichting van geschikt vet voorzien
11. Loopwiel controleren op vrije beweegbaarheid
12. Uitrichting van de koppeling controleren
•
Ingebruikname mag pas plaatsvinden als alle veiligheidsaanwijzingen gecontroleerd zijn en
gevaren uitgesloten zijn.
– Draairichting controleren (
resp. ventilatorbehuizing).
– Let op een trillingvrije loop. Sterke schommelingen door een onrustige loop (onbalans), bijv. door
transportschade of ondeskundig gebruik, kunnen tot uitval leiden.
– Bij werking met frequentieomvormer moet ervoor gezorgd worden dat door de functie
„overmodulatie" bij de frequentieomvormer geen verhoging van de resonantietrilling ontstaat.
De overmodulatie moet vast en zeker uitgeschakeld worden.
– Met A beoordeeld niveau van het geluidsvermogen groter dan 80 dB(A) mogelijk, zie
productcatalogus.
6.2
Eerste inbedrijfstelling
•
Bij de eerste inbedrijfstelling van vetgesmeerde lagers kan ene verhoogde lagertemperatuur
ontstaan omdat de vethoeveelheid in het lager voor de conservering boven de noodzakelijke
vethoeveelheid ligt. Lagertemperaturen boven 120 °C (gemeten op wentellager) moeten echter
worden voorkomen omdat dit tot schade aan de lagers kan leiden.
•
Controleer de vermogensopname van de motor Opgelet!!! Werking met een grotere volumestroom
dan in de ontwerpfase van de ventilator kan een duidelijk hogere benodigde capaciteit
bewerkstelligen en tot overbelasting van de motor leiden. Gebruik de ventilator daarom niet zonder
smoring
•
Bij de werking op de frequentieomvormer het hele toerentalbereik doorlopen waarin de ventilator
moet worden gebruikt en daarbij de trillingen controleren en protocolleren. Een werking met
toerentallen die resonanties opwekken, moet worden uitgesloten. Resonantiebereiken moeten snel
worden doorlopen.
•
Ventilatoren die hete gassen transporteren moeten op hun gedrag bij hoge temperatuur worden
getest. Daarbij moet worden gecontroleerd of de uitrichting van de inloopsproeier, van de afdichting
en van de koppeling bij bedrijfstemperatuur correct is. Indien dit niet het geval is dan bij uitrichting
in koude toestand een verschillende thermische uitzetting voorzien.
•
Afdichtingen van de kanaalaansluitingen controleren (lekspray)
•
Effectiviteit van de aspakking controleren
L-BAL-031-NL 2022 Index 013
komt deze overeen met de draairichtingpijl op ventilatorschoepen
Art.-nr. 00292347-NL
30/38
Inbedrijfstelling
Advertenties
Inhoudsopgave
