De functie kan bijvoorbeeld in de volgende situaties
beperkt of niet beschikbaar zijn.
Het zichtbereik van de sensor is door de vervuilde
▶
ruit, een obstakel of een voorligger beperkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden.
▶
Bij rijden door een scherpe bocht.
▶
Bij het rijden op een hellend wegdek of in sporen.
▶
Bij het rijden op een te smalle rijstrook.
▶
Naast deze beperkingen ook de ACC-beperkin-
gen
» Pagina 190
in acht nemen.
WAARSCHUWING
Gevaar voor een onjuiste stuuringreep!
Bepaalde voorwerpen of markeringen op de rijbaan
kunnen onjuist als begrenzingslijn worden herkend.
Houd altijd de handen aan het stuurwiel en wees
▶
voorbereid om de stuuringreep te corrigeren.
Instellingen
Activering
›
De toets
op het multifunctiestuurwiel indruk-
ken.
De regeling met de actuele snelheid en de adaptieve
rijstrookgeleiding wordt gestart.
Deactivering
›
Het rempedaal intrappen.
Of:
›
De ACC-hendel in de stand
zetten.
De overige instellingen zijn identiek aan ACC en
Lane Assist.
Probleemoplossing
Melding systeem niet beschikbaar
›
De aanwijzingen voor de probleemoplossing bij La-
ne Assist
» Pagina 192
en ACC
gen.
›
Is het systeem dan nog steeds niet beschikbaar, de
hulp van een specialist inroepen.
Rijstrookwisselassistent Side Assist
Gebruiksdoel
Het systeem attendeert met optische signalen in de
buitenspiegel op voertuigen die bij een verandering
van rijstrook een gevaar zouden kunnen vormen.
Bestuurdershulpsystemen ›
Werking
Het systeem bewaakt het gebied naast en achter de
wagen.
Het systeem waarschuwt voor een naderend voer-
tuig door het controlelampje
kap aan wagenzijde waar het voertuig wordt gede-
tecteerd.
Rijsituaties waarin een systeemwaarschuwing
plaatsvindt
Uw wagen wordt door voertuig
sneller het voertuig
de waarschuwing plaats door het controlelampje.
Het voertuig
10 km/h hogere snelheid ingehaald. Indien de snel-
heid tijdens het inhalen hoger is, dan volgt er geen
waarschuwing door het controlelampje.
Controlelampje
» Pagina 190
voertuig
der voertuig, aan dezelfde zijde is het knipperlicht in-
geschakeld
Bij wagens met Lane Assist knippert het controle-
lampje ook wanneer uw wagen de begrenzingslijn in
de richting van het naderende voertuig overschrijdt.
Het systeem laat hierbij het stuurwiel vibreren.
Daarvoor moet Lane Assist zijn geactiveerd en moe-
» Pagina 191
opvol-
ten de begrenzingslijnen tussen de wagens herkend
zijn.
Werkingsvoorwaarden
✓ De rijsnelheid is hoger dan 15 km/h.
✓ Op het aanhangwagenstopcontact is geen acces-
Functiebeperking
Het systeem kan de rijstrookbreedte niet herkennen.
Daarom kan het bv. in de volgende gevallen op een
wagen op een verder gelegen rijstrook reageren.
Rijstrookwisselassistent Side Assist
nadert, des te vroeger vindt
A
wordt door uw wagen met een max.
B
brandt - Achter uw wagen bevindt zich een ander
knippert - Achter uw wagen bevindt zich een an-
soire aangesloten.
193
in de buitenspiegel-
ingehaald. Des te
A