Inbedrijfstelling (instellingen van als optie te verkrijgen uitvoeringen)
10.1.2.
Stroomwaarden aanpassen
Informatie
10.1.3.
LED signalering eindstanden in-/uitschakelen
In-/uitschakelen
10.2.
Potentiometer
Instellingselementen
50
4.
Afsluiter in de tegenovergestelde eindstand bewegen.
De in de eindstand ingestelde waarde (0/4 mA resp. 20 mA) wijzigt zich tijdens
de beweging in de instelmodus niet.
5.
Instelling in de 2e eindstand op dezelfde manier uitvoeren.
6.
Beide eindstanden nog eenmaal aansturen teneinde de instelling te controleren.
Indien het meetbereik niet is in te stellen:
Zie <Fouten bij de inbedrijfstelling>.
Indien de stroomwaarden (0/4/20 mA) niet kloppen:
Zie <Stroomwaarden aanpassen>.
Indien de stroomwaarde fluctueert (bijv. 4,0 – 4,2 mA):
LED signalering eindstanden uitschakelen.
Zie <LED-signalering eindstanden in-/uitschakelen> uitschakelen.
De in de eindstanden ingestelde stroomwaarden (0/4/20 mA) kunnen op ieder moment
worden aangepast. Gebruikelijke waarden zijn bijv. 0,1 mA (in plaats van 0 mA) of
4,1 mA (in plaats van 4 mA).
Indien de stroomwaarde fluctueert (bijv. tussen 4,0 – 4,2 mA) dan dient de <LED
signalering eindstanden> voor de aanpassing van de stroomwaarde te worden
uitgeschakeld.
Afsluiter in de gewenste eindstand (DICHT/OPEN) bewegen.
Stroomwaarde reduceren: knop [S1] indrukken
(met iedere druk op de knop wordt de stroom met 0,02 mA gereduceerd)
Stroomwaarde verhogen: Knop [S2]
(met iedere druk op de knop wordt de stroom met 0,02 mA verhoogd)
De LED kan zo worden ingesteld dat zij het bereiken van de eindstanden door
knipperen resp. branden signaleert of dat zij in de eindstanden uit blijft. Tijdens de
instelmodus is de signalering van de eindstanden ingeschakeld.
1.
Afsluiter in één van de eindstanden (DICHT/OPEN) bewegen.
2.
Knop [S1] of [S2] ca. 3 seconden ingedrukt houden.
De signalering van de eindstanden wordt in- resp. uitgeschakeld.
Tabel 18:
LED-gedrag bij ingeschakelde signalering van de eindstanden
ingestelde uitgangsstroom
4 mA
0 mA
20 mA
De potentiometer functioneert als een standmelder en strekt tot vaststelling van de
stand van de afsluiter.
De potentiometer bevindt zich in het huis van de aandrijving. Voor het instellen dient
het huis van de aandrijving te worden geopend. Zie <Huis van de aandrijving openen>.
De instelling wordt via de potentiometer [1] uitgevoerd.
SA 07.2 – SA 16.2 /SAR 07.2 – SAR 16.2
LED gedrag in de eindstand
LED knippert langzaam
LED knippert snel
LED brandt
AM 01.1/AM 02.1