SA 07.2 – SA 16.2 /SAR 07.2 – SAR 16.2
AM 01.1/AM 02.1
5.2.2.
Kabels aansluiten
Tabel 14:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten klemmen
Omschrijving
Vermogenscontacten
(U1, V1, W1, U2, V2, W2)
Aardebus (aansluiting)
(PE)
Stuursignaalcontacten
(1 tot 50)
1.
Kabelmantels verwijderen.
2.
De aan te sluiten kabels door de kabelwartels invoeren.
3.
Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de
desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
4.
Aders afstrippen.
Besturing ca. 6 mm, motor ca. 10 mm
5.
Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN 46228 gebruiken.
6.
Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten.
Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardebus!
Elektrische schok mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel inbedrijfstellen!
7.
Aardingskabel met ringtongen (flexibele kabels), of ogen (massieve kabels)
stevig op de aardebus vastschroeven.
Afbeelding 21: Aansluiting aardingskabel
[1]
Rondstekker female
[2]
Bout
[3]
Sluitring
[4]
Veerring
[5]
Aardingskabel met ringtongen/ogen
[6]
Aansluitpunt aardingskabel, symbool:
8.
Bij afgeschermde kabels: het einde van de kabelafscherming via de kabelwartel
met de behuizing verbinden (aarden).
Dwarsdoorsneden aansluitkabels
2
1,0 – 6 mm
(flexibel)
2
1,5 – 10 mm
(massief)
2
1,0 – 6 mm
(flexibel) met ringtongen
2
1,5 – 10 mm
(massief) met ogen
2
0,25 – 2,5 mm
(flexibel)
2
0,34 – 2,5 mm
(massief)
Elektrische aansluiting
Aandraaimomenten
1,2 – 1,5 Nm
1,2 – 2,2 Nm
0,5 – 0,7 Nm
29