Elektrische aansluiting
Potentiaal van de
aansluitingen door de
klant
Veiligheidsstandaards
Aansluitkabels
26
Tabel 11:
Stroomverbruik besturingseenheid
Netspanning
100 tot 120 V AC (±10 %)
208 tot 240 V AC (±10 %)
380 tot 500 V AC (±10 %)
24 V DC (+20 %/–15 %) en AC motor
Tabel 12:
Maximaal toelaatbare zekering
Motorsturing
(schakeltoestel met vermogensklasse)
Magneetschakelaar A1
Magneetschakelaar A2
Magneetschakelaar A3
Thyristor B1
Thyristor B2
Thyristor B3
1)
De AUMA vermogensklasse (A1, B1, ...) is op het typeplaatje van de besturingseenheid voor de
aandrijving vermeld
Bij de gebruikmaking van installatieautomaten resp. zekeringautomaten dient rekening
te worden gehouden met de aanloopstroom (I
elektrische gegevens). Wij adviseren voor installatieautomaten de karakteristiek D
of K voor het in werking stellen conform IEC 60947-2. Voor de beveiliging van
besturingen met thyristors adviseren wij de gebruikmaking van smeltveiligheden in
plaats van installatieautomaten.
Wij adviseren geen aardlekschakelaars (FI) toe te passen. Wordt aan de netzijde
toch een FI toegepast, dan is uitsluitend een aardlekschakelaar (FI) van het type B
toegestaan.
Indien de besturingseenheid voor de aandrijving los van de aandrijving wordt
gemonteerd (besturingseenheid voor de aandrijving op wandbeugel): rekening houden
met de lengte en doorsnede van de aansluitkabel bij het bepalen van de beveiliging
(zekering).
Alle ingangssignalen (stuursignaalingangen) dienen van dezelfde voedingsspanning
(potentiaal) te worden voorzien.
Alle uitgangssignalen (statusmeldingen) dienen van dezelfde voedingsspanning
(potentiaal) te worden voorzien.
Veiligheidsmaatregelen en veiligheidsvoorzieningen dienen te voldoen aan de
geldende nationale voorschriften zoals deze van toepassing zijn op de plaats van
opstelling. Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende
veiligheidsstandaards zoals deze van toepassing zijn op de plaats van opstelling
overeen te komen.
Wij adviseren de aansluitkabels en aansluitklemmen overeenkomstig de
nominale stroom (I
met de elektrische gegevens).
Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte
(spanningsvaste) kabels toepassen. De kabels minimaal voor de hoogst
voorkomende nominale spanning berekenen.
Aansluitkabels met een geschikte minimale nominale temperatuur toepassen.
Bij aansluitkabels, welke aan uv-straling worden blootgesteld (bijv. buiten), uv-
resistente kabels toepassen.
Voor het aansluiten van standmelders dienen afgeschermde kabels te worden
gebruikt.
SA 07.2 – SA 16.2 /SAR 07.2 – SAR 16.2
max. stroomverbruik
575 mA
275 mA
160 mA
500 mA
Nominaal vermogen
1)
tot 1,5 kW
tot 7,5 kW
tot 15 kW
tot 1,5 kW
tot 3 kW
tot 5,5 kW
) van de motor (zie het blad met
A
) te berekenen (zie typeplaatje van de motor of het blad
N
AM 01.1/AM 02.1
Max. zekering
16 A (gL/gG)
32 A (gL/gG)
63 A (gL/gG)
16 A (g/R) I²t<1 500A²s
32 A (g/R) I²t<1 500A²s
63 A (g/R) I²t<5 000A²s