Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
9.6.
Proefdraaien
9.6.1.
Draairichting aan standaanwijzing controleren
Informatie
44
2.
Indien te ver werd gedraaid: afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw
in de richting OPEN benaderen (gebruik bij het instellen van de tussenstand
dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf).
3.
Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een
schroevendraaier in de richting van de pijl draaien, daarbij op wijzer [5] letten:
onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds
90° verder.
4.
Staat de wijzer [5] 90° voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien.
5.
Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel
loslaten.
De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld.
6.
Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de
instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen.
Pas als alle in het voorgaande beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met
proefdraaien worden begonnen.
Beschadigingen aan de afsluiter in geval van een verkeerde draairichting!
Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken).
De oorzaak wegnemen, bijv. door bij de kabelset (wandbeugel) de fasevolgorde
te corrigeren.
Het proefdraaien herhalen.
Voor het bereiken van de eindstand uitschakelen.
1.
Aandrijving handmatig in de middenstand, resp. op voldoende afstand van de
eindstand bewegen.
2.
Aandrijving in de richting DICHT inschakelen en vervolgens de draairichting
aan de mechanische standaanwijzing observeren:
Bij mechanische standaanwijzing via pijlmarkering:
De draairichting is correct indien de aandrijving in de richting DICHT
beweegt en de symbolen ( / ) zich tegen de wijzers van de klok in
bewegen:
Afbeelding 35: Draairichting
SA 07.2 – SA 16.2 /SAR 07.2 – SAR 16.2
/
(bij de uitvoering "rechtsdraaiend sluiten")
AM 01.1/AM 02.1