3.5.10
Schade aan het apparaat
Het apparaat kan beschadigd raken als gevolg van hergebruik, slijtage of onjuiste
opslag. De functionele integriteit van het apparaat kan niet meer worden
gewaarborgd in geval van schade aan het apparaat. De patiënt kan in gevaar
worden gebracht.
► Houd u aan de omgevingsvoorwaarden voor gebruik en opslag van het
apparaat.
► Vervang elk apparaat dat niet werkt zoals verwacht of duidelijk verkeerd werkt
door een apparaat dat wel goed werkt.
3.5.11
Geïntegreerd systeem
De CC300 kan worden gebruikt in de directe omgeving van de andere apparaten in
door Dräger goedgekeurde geïntegreerde systemen.
3.5.12
Gegevensoverdracht
Gevaar voor onvolledig overgedragen gegevens.
De verzonden alarmstatusinformatie kan onvolledig zijn.
► Gebruik deze gegevens niet voor patiëntbewaking of apparaatbewaking.
► De gegevens kunnen worden gebruikt om een gedistribueerd alarmsysteem in
te stellen met een niet-bevestigde alarmtransmissie conform IEC 60601-1-
8:2014.
► Blijf binnen gehoorafstand van de alarmen die worden gegenereerd door het
apparaat dat is aangesloten via MEDIBUS.X.
3.5.13
Ongeoorloofde SDC-apparaten
Gevaar van ongeoorloofde SDC-apparaten.
Andere SDC-apparaten in hetzelfde IT-netwerk kunnen met het apparaat
communiceren. Toegang door middel van ongeoorloofde apparaten moet worden
voorkomen.
► Vermijd dat ongeoorloofde apparaten toegang hebben tot het
ziekenhuisnetwerk.
► Houd de witte lijst actueel, zodat deze alleen apparaten bevat die kunnen
worden gebruikt met de CC300 (alleen mogelijk via gespecialiseerd
servicepersoneel).
► Stel alternatieve opties vast (bijv. MAC-adresfilters instellen).
|
Gebruiksaanwijzing
Connectivity Converter CC300
Veiligheidsgerelateerde informatie
13