9.54.5.4 Een multipompsysteem instellen met het
HMI 300 of 301 bedieningspaneel en een
bedrade motorverbinding
1. Verbind de twee motoren met elkaar via een 3-
aderige afgeschermde kabel tussen de GENIbus
klemmen A, Y, B.
2. Stel de benodigde analoge en digitale ingangen in
op basis van de verbonden apparatuur en de
vereiste functionaliteit.
3. Wijs motornummer 1 toe aan de eerste motor.
4. Wijs motornummer 2 toe aan de andere motor.
5. Ga naar het Assistmenu op een van de motoren
en kies Multipomp instelling.
6. Druk op de toets 'Rechts' om door te gaan.
7. Selecteer 'Bedrade GENIbus' als de
communicatiemethode die u wilt gebruiken tussen
de twee motoren.
8. Druk tweemaal op de toets 'Rechts' om door te
gaan.
9. Selecteer de gewenste functie met meerdere
motoren.
10. Druk op de toets 'Rechts' om door te gaan.
11. Druk op OK om naar andere motoren te zoeken.
12. Selecteer de andere motor uit de lijst.
13. Druk op de toets 'Rechts' om door te gaan.
14. Stel Tijdstip van pompwisseling in.
Stel de tijd voor overschakeling tussen de twee
motoren in.
Deze stap is alleen van toepassing als
u Wisselbedrijf, tijd hebt geselecteerd
en als de motoren zijn uitgerust met
een FM310 of FM311.
15. Druk op de toets 'Rechts' om door te gaan.
16. Druk op OK om de instelling te bevestigen.
De pictogrammen voor de multipompfunctie
worden onder aan de bedieningspanelen
weergegeven.
9.54.6 Een multipompsysteem uitschakelen met
Grundfos GO
1. Ga naar Assist.
2. Selecteer Multipompinstellingen en druk op
Uitschakelen.
3. Druk op de toets Right om door te gaan.
4. Bevestig de instelling door op Verzenden te
drukken.
80
5. Druk op Finish.
9.54.7 Een systeem met meerdere pompen of
meerdere motoren uitschakelen met het
HMI 300 of 301 bedieningspaneel
1. Ga naar Assist.
2. Selecteer Multipomp instelling.
3. Druk op de toets Right om door te gaan.
4. Druk op OK ter bevestiging van Geen
multipompfunctie.
5. Druk op de toets Right om door te gaan.
6. Druk op OK om te bevestigen.
9.55 Beschrijving van de regelmodus
Deze functie is alleen beschikbaar op de
bedieningspanelen HMI 300 en 301.
De functie beschrijft elk van de regelfuncties die
beschikbaar zijn voor het product.
9.56 Hulp bij storingen
Deze functie biedt advies en correctieve acties in het
geval van een productstoring.