6.11 Signaalkabels
Gebruik afgeschermde kabels met een
aderdoorsnede van min. 0,5 mm
voor externe aan/uit-schakelaar, digitale ingangen,
setpoint en sensorsignalen.
De aansluitdraden in de klemmenkast van de motor
moeten zo kort mogelijk zijn.
6.11.1 Signaalkabels aansluiten
1. De kabelafscherming dient aan beide uiteinden
van de kabel met de behuizing verbonden te
worden. De afscherming moet zo dicht mogelijk bij
de klemmen zitten.
Model K
2. Sluit de signaalkabels aan op de klemmen.
3. Draai, afhankelijk van het model, één of twee
klemschroeven aan.
28
2
2
en max. 1,5 mm
6.12 Busverbindingskabel
6.12.1 Aansluiten van een 3-aderige buskabel,
GENIbus
Gebruik voor de busverbinding een afgeschermde 3-
aderige kabel met een aderdoorsnede van min. 0,5
2
2
mm
en max. 1,5 mm
.
•
Als de motor is aangesloten op een unit met een
kabelklem die identiek is aan degene die op het
product is gebruikt, sluit u de afscherming aan op
deze kabelklem.
•
Als de eenheid geen kabelklem heeft, sluit dan
het uiteinde van de afscherming niet aan.
A
Y
B
6.12.2 Aansluiten van een 3-aderige buskabel,
Modbus
Er moet een afgeschermde, "twisted-pair" kabel
worden gebruikt. De afgeschermde kabel moet aan
beide zijden worden aangesloten op beschermende
aarding.
Aanbevolen aansluiting
Klem
Modbus
A
D1
B
D0
Common/
Y
GND
De kabel bevestigen
1. Sluit de gele ader aan op klemmen D1 (1) en A
(4).
2. Sluit de bruine ader aan op klemmen D0 (3) en B
(6).
3. Sluit de grijze ader aan op de klemmen Common /
GND (2) en Y (5).
4. Verbind de kabelafschermingen met de
aardleiding door middel van de aardeklem.
D1
GND
D0
A
Y
B
Datasigna
Kleurcode
al
Geel
Positief
Bruin
Negatief
Common/
Grijs
GND
A
Y
B