H
100 %
H actual
30 %
20
50
80
T actual
Temperatuurbeïnvloeding
In het bovenstaande voorbeeld is T
80 °C, geselecteerd. De werkelijke
vloeistoftemperatuur, T
actual
setpoint voor de opvoerhoogte wordt verlaagd van
100% naar H
.
werkelijk
Voor temperatuurbeïnvloeding moet aan de volgende
voorwaarden worden voldaan:
•
regelmodus op basis van proportionele druk of
constante druk
•
pomp in de aanvoerleiding geïnstalleerd
•
systeem met temperatuurregeling via de
aanvoerleiding.
Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor de
volgende systemen:
•
Systemen met variabele debieten (bijvoorbeeld
tweepijpsverwarmingssystemen) waarbij de
activering van de
temperatuurbeïnvloedingsfunctie zorgt voor een
verdere verlaging van de pompcapaciteit in
perioden met een geringe warmtevraag en
daardoor een gereduceerde temperatuur in de
aanvoerleiding.
•
Systemen met een vrijwel constant debiet (bijv.
éénpijpsverwarmingssystemen en
vloerverwarmingssystemen) waarbij verschillen in
warmtebehoefte niet kunnen worden
geregistreerd als wijzigingen in de opvoerhoogte,
hetgeen wel het geval is bij
tweepijpsverwamingssystemen. Bij zulke
systemen kunt u alleen de pompcapaciteit
bijstellen door de
temperatuurbeïnvloedingsfunctie te activeren.
De maximumtemperatuur selecteren:
Bij systemen waarbij de gedimensioneerde
temperatuur van de aanvoerleiding gemaximeerd is
op 55 °C stelt u T
in op 50 °C.
max.
Bij systemen waarbij de gedimensioneerde
temperatuur van de aanvoerleiding meer dan 55 °C
bedraagt, stelt u T
in op 80 °C.
max.
U kunt de functie voor temperatuurbeïnvloeding niet
gebruiken bij airco- en koelsystemen.
H
T [°C]
Q
176T [°F]
, ingesteld op
max.
, zorgt ervoor dat het
Fabrieksinstelling
Zie paragraaf 'Fabrieksinstellingen'
Gerelateerde informatie
9.58 Fabrieksinstellingen voor Grundfos GO
9.21 Limiet overschreden functie
Gebruik deze functie om een gemeten parameter of
een van de interne waarden zoals toerental,
motorbelasting of motorstroom te controleren. Als een
ingesteld limiet wordt bereikt, kan een geselecteerde
actie plaatsvinden. U kunt twee functies voor
limietoverschrijding instellen. Dit betekent dat u twee
parameters of twee limieten van dezelfde parameter
gelijktijdig kunt controleren.
De functie vereist instelling van de volgende
parameters:
Gemeten
Stel de te controleren gemeten parameter in.
Limiet
Stel de grenswaarde in die de functie activeert.
Hystereseband
Stel de hystereseband in voor wanneer de functie
opnieuw moet worden uitgeschakeld.
Limiet overschreden wanneer
Stel de functie in die moet worden geactiveerd als de
geselecteerde parameter de ingestelde grenswaarde
overschrijdt of tot onder de ingestelde grenswaarde
daalt.
•
boven limiet
De functie wordt geactiveerd als de gemeten
parameter de ingestelde grenswaarde
overschrijdt.
•
onder limiet
De functie wordt geactiveerd als de gemeten
parameter tot onder de ingestelde grenswaarde
daalt.
Actie
Als de waarde een grenswaarde overschrijdt, kunt u
een actie definiëren. De volgende acties zijn
beschikbaar:
•
Niet actief
De pomp handhaaft de huidige status. Gebruik
deze instelling als u alleen een
signaalrelaisuitgang wilt activeren als de
grenswaarde wordt bereikt.
•
Stop
De pomp schakelt uit.
•
Min.
De pomp verlaagt het toerental tot de minimale
waarde.
•
Max.
67