4. Faxen
In dit hoofdstuk komen veelgebruikte faxfuncties en -handelingen aan bod. Voor informatie die u niet
heeft kunnen vinden in dit hoofdstuk, verwijzen we u naar de handleiding Faxen op onze website.
Basis verzendprocedure
In dit gedeelte worden de basisprocedures beschreven voor het verzenden van documenten met de
faxfunctie.
• Het is raadzaam de ontvangers te bellen en met hen af te spreken wanneer belangrijke
documenten worden verzonden.
• Als het geheugen vol is (0% wordt weergegeven voor "Resterend geheugen" in [Informatie over
resterend geheugen]) of bijna vol is, kunt u geen documenten verzenden.
• Als het geheugen vol raakt tijdens het scannen, worden alle gescande pagina's verwijderd.
• Als een document vastloopt tijdens het scannen, wordt het verzenden geannuleerd.
• Voor de maximumwaarden van de volgende items, zie de handleiding Faxen.
• Het aantal documenten dat u kunt opslaan in het geheugen voor Geheugenverzending
• Het aantal pagina's dat u kunt opslaan in het geheugen (met A4 Standaard <ITU-T 1
Chart>)
• Het aantal bestemmingen dat u kunt opgeven per bestand
• Het aantal bestemmingen dat u kunt opgeven voor alle bestanden (inclusief bestanden in het
geheugen)
• Wanneer u een origineel scant met veel pagina's, kan het zijn dat er een lange pauze tussen
iedere pagina zit. Dit wordt veroorzaakt door het type origineel of de apparaatinstellingen.
• U kunt de tijd wijzigen die de apparaten wachten voor het volgende origineel bij het verzenden
van een fax via de glasplaat. Voor meer informatie, zie de handleiding Faxen.
Een faxbestemming registreren
1.
Druk op [Home] (
2.
Veeg naar links en druk vervolgens op het pictogram [Adresboekmanagement].
3.
Druk op [Wijzigen].
4.
Selecteer het item dat u wilt weergeven bij [Alle gebruik.], [Gebruik.code],
[Faxbestemm.], [E-mail] en [Map].
) onderaan in het midden van het scherm.
71