8. Papier en toner bijvullen
• Vervang altijd de tonercartridge als er een melding op het apparaat verschijnt. Wanneer de
zwarte toner bijna op is, kunt u geen enkel type meer afdrukken tot u de cartridge vervangt. U kunt
alleen afdrukken in zwart-wit als de cyaan-, magenta- of gele toner op is. Zorg dat de lege
cartridge geplaatst blijft tot u deze kunt vervangen door een nieuwe cartridge.
• Als u andere toner gebruikt dan van het aanbevolen type, kunnen er storingen optreden.
• Zet de hoofdstroom niet uit wanneer u toner bijvult. De instellingen gaan dan verloren.
• Bewaar toner op een plaats waar die niet direct aan zonlicht, een hogere temperatuur dan 35°C
(95ºF) of een hoge luchtvochtigheid blootgesteld wordt.
• Bewaar de toner horizontaal.
• Na het verwijderen van de tonercartridge mag u de fles niet met de mond omlaag schudden. Er
zouden namelijk restjes toner kunnen rondspatten.
• Installeer en verwijder tonercartridges niet herhaaldelijk. Hierdoor kan de tonercartridge gaan
lekken.
• Raak de afscherming aan de onderkant van de printcartridge niet aan.
Volg de instructies op het scherm op wat betreft het vervangen van de tonercartridge.
• Als het bericht "Tonercartridge is bijna leeg." op het scherm wordt weergegeven, is de toner bijna
op. Zorg dat u een vervangende tonercartridge bij de hand heeft.
• Als
wordt weergegeven terwijl er nog genoeg toner is, pakt u de cartridge met de opening naar
boven, schudt u deze goed en plaatst u de cartridge weer terug.
142
DSE264