3. Kopiëren
In dit hoofdstuk komen veelgebruikte kopieerfuncties en -handelingen aan bod. Voor informatie die u
niet heeft kunnen vinden in dit hoofdstuk, zie de Kopie beschikbaar op onze website.
Basis kopieerprocedure
Als u kopieën van originelen wilt maken, plaatst u ze op de glasplaat, in de ADF of in de ID-kaart-
invoer.
Wanneer u een origineel op de glasplaat plaatst, moet u beginnen met de eerste pagina die u wilt
kopiëren. Wanneer u originelen in de ADF plaatst, moet u zorgen dat de eerste pagina bovenop ligt.
Als u de originelen in de ID-kaartinvoer plaatst, plaatst u ze een voor een.
Als u op ander papier dan normaal papier wilt kopiëren, geeft u het gewicht van het papiertype dat u
gebruikt op in Gebruikersinstellingen. Voor meer informatie over deze instelling, zie Het apparaat
aansluiten / Systeeminstellingen.
1.
Druk op [Home] (
2.
Druk op het pictogram [Kopie].
3.
Zorg ervoor dat alle oude instellingen zijn gewist.
Als er nog eerdere instellingen actief zijn, drukt u op [Resetten].
4.
Selecteer de papierlade met het papier dat hetzelfde formaat en dezelfde richting heeft
als de originelen.
5.
Plaats de originelen.
Voor meer informatie over het plaatsen van een origineel op de glasplaat, zie Papierspecificaties
en papier bijvullen.
Voor meer informatie over het plaatsen van een origineel in de ADF, zie Papierspecificaties en
papier bijvullen.
Voor meer informatie over het plaatsen van een origineel in de ID-kaart-invoer, zie
Papierspecificaties en papier bijvullen.
6.
Selecteer de kleurmodus.
7.
Geef het aantal kopieën op met [ ], [ ] of de cijfertoetsen.
Het maximale aantal kopieën dat kan worden ingesteld is 999.
8.
Geef de kopieerinstellingen op, zoals duplexkopie.
9.
Druk op [Starten].
Als het scherm om de originele afdrukrichting te selecteer wordt weergegeven, selecteert u de
afdrukrichting en drukt u vervolgens weer op [Starten].
) onderaan in het midden van het scherm.
59