6. ADF-uitvoerlade
Originelen die gescand zijn met de ADF worden hier uitgevoerd.
7. Glasplaat
Plaats originelen hier met de bedrukte zijde naar beneden.
8. Afdekklep van de glasplaat
Open deze klep om originelen op de glasplaat te plaatsen.
9. Papierstopper
Zet de achterste papierstopper omhoog om te voorkomen dat afdrukken in het formaat A4 of Letter achter het
apparaat vallen.
Zorg dat u de papierstopper na gebruik weer op zijn originele plek plaatst. De papierstopper kan
beschadigen als hij geraakt wordt door iets of als er veel druk op komt te staan.
10. Openingshendel bovenpaneel
Trek deze hendel omhoog om het bovenpaneel te openen.
11. Bedieningspaneel
Zie Pag. 28 "Namen en functies van het bedieningspaneel".
12. Ventilatiegaten
De ventilatieopeningen zorgen ervoor dat het apparaat niet oververhit raakt.
13. Openingshendel voorpaneel
Trek aan deze greep om het voorpaneel te openen.
14. De papierformaat-instellingsknop
Gebruik deze knop om het papierformaat te selecteren. Om een papierlade te gebruiken die niet op de
papierformaatinstellingsknop staat, stelt u deze in op " ". In dit geval moet u het papierformaat met het
bedieningspaneel opgeven.
15. Papierlade (lade 1)
Hier plaatst u het papier in.
16. Indicatielampje resterende hoeveelheid papier
Geeft aan hoeveel papier er nog ongeveer in de lade zit.
17. Hoofdstroomschakelaar
Om het apparaat te kunnen gebruiken, moet de hoofdstroomschakelaar ingeschakeld zijn. Indien de
schakelaar uitgeschakeld is, zet u deze aan.
18. Voorpaneel
Open dit paneel wanneer u een tonerfles, enz. moet vervangen of vastgelopen papier moet verwijderen. Trek
aan de hendel aan de rechterkant om het voorpaneel te openen.
19. Handinvoer
Hiermee kunt u dik papier, enveloppen en etiketten (klevende etiketten) kopiëren of erop afdrukken.
20. Papiergeleiders
Als u papier in de handinvoer plaatst, zorg er dan voor dat de papiergeleiders tegen het papier aan staan.
Namen en functies van onderdelen
23