18 • vacon
2.1.13
U/f-optimalisatie
0
1
LET OP!
2.1.14
Selectie I/O-referentie
Definieer de geselecteerde frequentiereferentiebron als de regelaar via de I/O-klemmen
wordt bestuurd.
0 AI1 referentie (aansluiting 2 en 3, bijvoorbeeld potentiometer)
1 AI2 referentie (aansluiting 5 en 6, bijvoorbeeld transmitter)
2 Paneelreferentie (parameter 3.2)
3 Referentie van de veldbus (veldbustoerenreferentie)
4 Referentie potentiometer van motor
5 Selectie van AI1/AI2. AI2 wordt programmatisch geselecteerd met de functie DIN3.
2.1.15
AI2 (I
in
1 Signaalbereik 0...20 mA
2 Signaalbereik 4...20 mA
3 Signaalbereik 0...10 V
4 Signaalbereik 2...10 V
NB! De selecties hebben geen effect als parameter 2.2.12 > 0% of parameter 2.2.13 <
100%.
2.1.16
Functie analoge uitgang
Deze parameter selecteert de gewenste functie voor het analoge uitgangssignaal.
Zie de tabel op pagina 5 voor de parameterwaarden.
4
Niet gebruikt
Automatische koppelverhoging
De motorspanning wisselt automatisch wat tot gevolg heeft dat de
motor voldoende koppel produceert om te starten bij lage
frequenties. De spanningstoename is afhankelijk van het
motortype en vermogen. Automatische koppelverhoging kan
worden gebruikt in toepassingen waar hogere startkoppels
voorkomen door hoge startfricties, zoals bij transportbanden.
In toepassingen met een hoog koppel – laag toerental is het
mogelijk dat de motor oververhit raakt. Als de motor langere tijd in
deze omstandigheden moet draaien, dient aandacht te worden
besteed aan de koeling. Gebruik een externe koelventilator voor de
motor als de temperatuur te hoog kan stijgen.
) signaalbereik
Omschrijving van de parameters
Nederland: Telefoon:+31 (0)183 642 970 • Fax:+31 (0)183 642 971
Belgie: Telefoon:+32 (0)16 394 825 • Fax:+32 (0)16 394 827