Storing
De pomp schakelt in, maar schakelt
onmiddellijk weer uit.
De pomp trilt of maakt buitensporig
veel geluid.
Laag niveau van de motorvloeistof.
500
Oorzaak
Er bevindt zich lucht in de pomp of
inlaatleiding.
De dichtheid van de verpompte
vloeistof is te hoog.
De pomp is onjuist aangesloten op
de automatische koppeling.
De leidingen lekken.
Het spoelklepsysteem is ongewild
geactiveerd.
De pomp is verstopt, waardoor de
motorbeveiliging de motor
uitschakelt.
De motor is oververhit, waardoor
de thermische schakelaars de
motor uitschakelen.
De niveauschakelaar bevindt zich
buiten het ingestelde bereik of is
defect.
De pomp is gedeeltelijk verstopt
door verontreinigingen.
De draairichting is verkeerd.
De pomp werkt buiten het
opgegeven bedrijfsbereik.
De pomp is defect.
De pomp is niet juist aangesloten
op de autokoppeling.
De pomp caviteert.
De waaier is niet in balans.
Het voetstuk, de automatische
koppeling, de ringstandaard of de
geleidestangen zijn onjuist
geïnstalleerd.
De bovenste mechanische
asafdichting lekt.
Oplossing
Ontlucht de pomp en de
inlaatleiding. Verhoog het
stopniveau in de put.
Verdun de verpompte vloeistof.
Pomp het vloeistofniveau in de
put naar beneden. Til de pomp
eruit en plaats deze opnieuw op
de automatische koppeling.
Herstel de leidingen.
Controleer de werking van het
pompspoelsysteem en herstel
het, indien nodig.
Reinig de pomp.
Laat de pomp afkoelen. Reinig de
pomp.
Reinig of stel de
niveauschakelaar in of vervang
deze indien nodig.
Reinig de pomp.
Wissel twee fasen van de motor
om.
Herstel de juiste bedrijfscondities.
Vervang de pomp of neem, indien
noodzakelijk, contact op met een
geautoriseerd service bedrijf.
Pomp het vloeistofniveau in de
put naar beneden. Hijs de pomp
omhoog en plaats deze op de
autokoppeling.
Reinig de aanzuigleiding.
Neem contact op met een erkend
servicebedrijf.
Installeer de componenten op
correcte wijze.
Neem contact op met een erkend
servicebedrijf.