3. Voer dezelfde metingen uit aan het uiteinde van
de netvoedingsleiding.
Tijdens de pompcontrole moet de Pt1000 sensor
worden aangesloten op een opnameapparaat.
5.3.4 Trillingsensor voor de pomp (PVS 3)
De PVS 3 sensor bewaakt het trillingsniveau om de
pomp en het leidingnetwerk tegen beschadiging te
beschermen.
Een verandering in het trillingsniveau geeft een
abnormale situatie aan. Zorg ervoor dat een service-
inspectie wordt uitgevoerd voordat de pomp of het
leidingnetwerk beschadigd is.
Pompen zijn uitgerust met S-tube
waaiers. De S-tube
gebalanceerd om trillingen tijdens bedrijf te
verminderen. Als deze pompen worden
gestart terwijl het pomphuis lucht bevat,
dan kan het trillingsniveau hoger zijn dan
bij normaal bedrijf.
SM 113
De SM 113 wordt gebruikt voor het verzamelen en
overbrengen van de sensorgegevens. De SM 113
werkt met de IO 113 via communicatie via het
elektriciteitsnet via het Grundfos GENIbus protocol.
SM 113 verzamelt gegevens van de volgende
apparaten:
•
3 stroomsensoren, 4-20 mA
•
3 Pt1000-temperatuursensoren
•
1 PTC-temperatuursensor
•
1 digitale ingang.
De SM113 is uitgerust met een 2,7 kΩ
weerstand om valse
sensoralarmmeldingen in de IO113 te
vermijden.
IO 113
De IO 113 module is de interface tussen een pomp
met analoge en digitale sensoren en de
pompregelaar. De belangrijkste sensorgegevens
worden weergegeven op het frontpaneel.
Er kan één pomp worden aangesloten op IO 113.
Met de sensoren vormt de IO 113 een galvanische
scheiding tussen de motorspanning in de pomp en de
aangesloten regelaar.
IO 113 beschikt over de volgende functies:
•
beveiliging tegen te hoge temperatuur
•
het bewaken van de sensoren voor een analoge
meting van:
-
de motortemperatuur
-
pomptrillingen
-
de statorisolatieweerstand
-
de lagertemperatuur
-
vocht in motor
490
®
-
®
-waaiers zijn nat-
•
de pomp uitschakelen in geval van alarm
•
bewaking op afstand van de pomp via RS485
communicatie (Modbus of GENIbus).
Meting van de isolatieweerstand
IO 113 meet de isolatieweerstand tussen een
statorwikkeling en de aarde:
•
weerstand hoger dan 10 MΩ = OK
•
weerstand tussen 10 MΩ en 1 MΩ =
waarschuwing
•
weerstand lager dan 1 MΩ = alarm.
6. Inschakeling
GEVAAR
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
‐
Zorg ervoor dat de pomp geaard is.
Pompen in droge opstelling moeten
worden ontlucht.
Voordat de pomp voor het eerst wordt
ingeschakeld en na een lange periode van
stilstand, moet de pomp zijn gevuld met de
verpompte vloeistof.
Zorg dat de pomp gevuld is met de
verpompte vloeistof.
Drooglopen is niet toegestaan.
Schakel de pomp onmiddellijk uit in geval
van abnormaal geluid of trillingen. Start de
pomp niet opnieuw totdat de oorzaak van
de storing is geïdentificeerd en verholpen.
Ga als volgt te werk:
1. Verwijder de zekeringen of schakel de
netschakelaar uit.
2. Controleer het peil van de motorvloeistof in de
koelkamer.
Controle van de motorvloeistof
3. Controleer of de waaier vrij kan draaien.
4. Controleer of de schakelaars gesloten zijn.
Vervang ze indien nodig.
5. Controleer of de bewakingsunits, indien gebruikt,
correct werken.
6. Zorg er bij pompen in ondergedompelde
installaties voor dat deze volledig in de vloeistof
zijn ondergedompeld.
7. Zorg er bij pompen in droge opstelling voor dat er
vloeistof in de put aanwezig is.
8. Open de afsluiters, indien deze zijn aangebracht.