Voor installatie en het eerste opstarten van
de pomp, dient u de staat van de kabel te
controleren om kortsluiting te voorkomen.
De meest gebruikte inschakelmethoden zijn:
•
Directe inschakeling (DOL). Zie Bijlage, afb. 4.3.
•
Ster/driehoek-starten (Y/D). Zie Bijlage, afb. 4.3.
•
Softstart.
De keuze voor een geschikte inschakelmethode
hangt onder meer af van het beoogde gebruik en de
beschikbare netvoeding.
Bij gebruik van de ster-
driehoeksinschakeling is het belangrijk om
de schakeltijd tot een minimum te
beperken om hoge kortstondige
draaimomenten te vermijden. Gebruik een
tijdrelais met een schakeltijd van maximaal
50 ms, of conform de specificaties van de
fabrikant van de inschakelmethode.
De pomp kan worden bedreven met een
frequentieomvormer conform de specificaties van de
fabrikant.
5.1 Gebruik van een frequentie-omvormer
Als de motor wordt bedreven door een
frequentieomvormer, moet de
temperatuurklasse van de explosieveilige
pompen T3 zijn.
In principe kunnen alle drie-fasemotoren worden
aangesloten op een frequentieomvormer.
Frequentieomvormerbedrijf stelt de isolatie van de
motor echter vaak bloot aan zwaardere belasting,
waardoor de motor luidruchtiger kan zijn vanwege
wervelstromen als gevolg van spanningspieken.
Bovendien worden grote motoren die worden
aangedreven via een frequentieomvormer, belast met
stromen door de lagers.
Bij gebruik van frequentieomvormers dient u het
volgende in acht te nemen:
•
De thermische motorbeveiliging moet zijn
aangesloten.
•
Piekspanning en dU/dt moeten overeenkomstig
onderstaande tabel zijn. De vermelde waarden
zijn maximale waarden voor toevoer aan de
motorklemmen. Er is geen rekening gehouden
met de invloed van de kabel. Raadpleeg het
datablad van de frequentieomvormer voor de
daadwerkelijke waarden en de invloed van de
kabel op de piekspanning en dU/dt.
•
De minimale schakelfrequentie is 2 KHz. De
schakelfrequentie kan variabel zijn.
•
Wanneer de pomp een Ex-goedgekeurde pomp
is, controleer dan of het Ex-certificaat van de
specifieke pomp het gebruik van een
frequentieomvormer toestaat.
•
Stel de frequentieomvormer U/f-ratio in
overeenkomstig de motorgegevens.
•
Voordat u een frequentieomvormer installeert,
berekent u de laagste toegestane frequentie in de
installatie om nul doorstroming te voorkomen.
•
Verlaag het motortoerental niet naar minder dan
50%.
•
Houd het debiet boven 1 m/s.
•
Laat de pomp ten minste eenmaal per dag op
nominaal toerental draaien om sedimentatie in het
leidingnet te voorkomen.
•
Overschrijd de op het typeplaatje aangegeven
frequentie niet; dit kan tot overbelasting van de
motor leiden.
•
Houd de voedingskabel zo kort mogelijk. De
piekspanning neemt toe naarmate de
voedingskabels langer zijn.
•
Gebruik ingangs- en uitgangsfilters op de
frequentieomvormer.
•
Gebruik een afgeschermde voedingskabel als er
een kans is dat elektrische ruis andere elektrische
apparatuur kan verstoren.
•
Stel de frequentieomvormer in op bedrijf met
constant koppel. Er moet pulsbreedtemodulatie
worden gebruikt.
Controleer de volgende bedrijfscondities als de pomp
wordt bedreven via een frequentieomvormer:
•
Het koppel bij geblokkeerde rotor kan lager zijn,
afhankelijk van het type frequentieomvormer.
•
De geluidsproductie kan toenemen. Zie de
installatie- en bedieningsinstructies voor de
geselecteerde frequentieomvormer.
Maximale herhaalde
piekspanning
[V]
850
Gebruik van een frequentieomvormer kan
de levensduur van de lagers en de
asafdichting verminderen, afhankelijk van
de bedrijfsmodus en andere
omstandigheden.
Voor meer informatie over de werking van de
frequentieomvormer raadpleegt u het gegevensblad
en de installatie- en bedieningsinstructies voor de
geselecteerde frequentieomvormer.
Maximale dU/dt U
400 V
N
[V/μ sec.]
2000
487