Multi-turn aandrijvingen SA(R) 07.1 - SA(R) 16.1
AUMATIC AC 01.1 Non-Intrusive
13.12 Tipbedrijf of stroomcircuit
Tipbedrijf
Stroomcircuit behouden:
Stroomcircuit behouden
zonder STOP:
Instelling:
13.13 Tussenposities
Activering:
Positionering:
Verplaatsingsgedrag:
Pos.
Tekstdisplay
0
NO STOP
1
STOP OPENING
DIR.
2
STOP CLOSING
DIR.
3
STOP BOTH DIR.
Signalisering:
Pos.
Tekstdisplay
NOT USED
0
C
POS¯¯¯A
1
_ _ _
C¯¯¯POS
A
2
_ _ _
C
POS
A
3
_ _ _
_ _ _
62
De aandrijving verplaatst slechts zolang in de richting OPEN resp. DICHT, als een
positioneercommando geactiveerd is. Wordt het commando weggenomen staat
de aandrijving stil.
De aandrijving verplaatst na bediening van een positioneercommandoin de rich-
ting OPEN resp. DICHT. Wordt het commando weggenomen, verplaatst de aan-
drijving verder (behoudt stroomcircuit) tot hij door het commando STOP gestopt
wordt of een eindpositie resp. tussenpositie bereikt.
Een directe omkeer van de verplaatsingsrichting zonder STOP-commando is
mogelijk.
Tipbedrijf en stroomcircuit behouden kunnen voor de bedrijfsmodus LOCAAL en
de bedrijfsmodi AFSTAND apart worden ingesteld.
Parameter "
MAINTAINED LOCAL
Parameter "
MAINTAINED REMOTE
Bij aandrijvingen met PROFIBUS-DP-interface is "stroomcircuit behouden
AFSTAND" niet beschikbaar.
Bij de AUMATIC kunnen 4 tussenposities worden geprogrammeerd.
De instelling kan voor de locale modus, voor de afstand modus of voor beide be-
drijfsmodi gelden (parameter "
", bladzijden 38 tot 40).
SW.
Iedere tussenpositionering kan op een waarde tussen 0 en 100 % van de positio-
neerweg worden ingesteld (parameter "
De reactie van de aandrijving bij het bereiken van een tussenpositie is in te stellen via
de parameter "
POS. 1: BEHAVIOUR
Reactie van de aandrijving bij bereiken van een tussenpositie
geen tussenstop
De aandrijving blijft tijdens verplaatsen in de richting OPEN bij het bereiken van de tussenpositie staan.
Pas na opnieuw het positioneringscommando in te geven verplaatst de aandrijving verder.
De aandrijving blijft tijdens verplaatsen in de richting DICHT bij het bereiken van de tussenpositie
staan. Pas na opnieuw het positioneringscommando in te geven verplaatst de aandrijving verder.
De aandrijving blijft tijdens verplaatsen in de richting OPEN bij het bereiken van de tussenpositie
staan. Pas na opnieuw een positioneringscommando in te geven verplaatst de aandrijving verder.
De onderbreking van een verplaatsing bij het bereiken van een
tussenpositie (pos. 1 tot 3) werkt alleen in de bedrijfsstatus
LOCAAL en AFSTAND OPEN-DICHT.
Naar behoefte kan het bereiken van een tussenpositie via één van de meldrelais
bij het centrale beheersysteem worden gesignaliseerd (parameter "
" tot "
TROL
POS. 4: CONTROL
Signalen bij bereiken van een tussenpositie
geen signaal
Signaal actief vanaf het bereiken van de tussenpositie tot aan de eindstand OPEN.
Signaal actief vanaf de eindstand DICHT tot aan het bereiken van de tussenpositie.
Impulssignaal tijdens het passeren van de tussenpositie.
" (bladzijde 32, menu
M13
" (bladzijde 33, menu
POS. 1: SELECTOR SW.
" tot "
POS. 1
POS. 4
" tot "
POS. 4: BEHAVIOUR
", bladzijden 38 tot 40)
Bedieningsinstructies
)
)
M14
" tot "
POS. 4: SELECTOR
", bladzijden 38 tot 39).
", bladzijden 38 tot 39.
POS. 1: CON-