UITRUSTING
TYPISCH - NET AAN BESTUURDERS-
KANT
1. Locaties waar het zijnet wordt aange-
spannen
TYPISCH - NET AAN PASSAGIERSKANT
1. Locaties waar het zijnet wordt aange-
spannen
8) Schouderbeschermer
Het voertuig is uitgerust met een
schouderbeschermer aan de kant
van de passagiers om de volledige
lichamen van passagiers in het
voertuig vast te maken.
9) Veiligheidsgordels
Het voertuig is uitgerust met drie-
puntsgordels om bestuurder en
passagier te beschermen bij een
botsing, kantelen of omrollen. De
veiligheidsgordels dragen bij aan
de veiligheid in het interieur.
90
WAARSCHUWING
Draag steeds een veiligheidsgor-
del. Zorg dat het goed vast blijft
en strak tegen het lichaam zit.
Veiligheidsgordels beperken het
risico op verwondingen bij bot-
singen en helpen alle ledema-
ten in de cockpit te houden bij
kantelen of botsen.
Als de veiligheidsgordel van de be-
stuurder niet goed is vastgemaakt
wanneer:
-
het contact AAN staat, gaat het
verklikkerlichtje van de veilig-
heidsgordel knipperen.
-
Als de motor gestart wordt en
de schakelhendel in een andere
dan de PARKEER-stand gezet
wordt, wordt de snelheid van
het voertuig beperkt tot onge-
veer 20 km/h op een vlakke on-
dergrond.
WAARSCHUWING
Naargelang de hellingsgraad
kan het voertuig een hogere of
lagere snelheid bereiken.
Ter herinnering om de veiligheids-
gordel vast te klikken, wordt het
volgende bericht weergegeven op
de multifunctionele meter: MOTOR-
BEGRENZING
VEILIGHEIDSGORDEL OMDOEN.
WAARSCHUWING
Er is geen indicatorlichtje of
bericht voor de veiligheidsgor-
dels van de passagiers. De be-
stuurder is verantwoordelijk
voor de veiligheid van de passa-
giers en moet ervoor zorgen dat
de passagiers de veiligheidsgor-
del omdoen.
INGESCHAKELD