Verlichting
Rijverlichting ................................ 79
Binnenverlichting ......................... 82
Verlichtingsfuncties ...................... 83
Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
= Uit
7
= Zijmarkeringslichten
0
9P = Dimlicht of grootlicht
Controlelamp grootlicht P 3 73.
Controlelamp dimlicht 9 3 73.
Verlichting
Automatische verlichting
Bij het activeren van de automatische
verlichting terwijl de motor draait,
schakelt het systeem in functie van
het omgevingslicht tussen de dagrij‐
lichten en de koplampen.
Om te activeren:
1. Contact inschakelen.
2. Lichtschakelaar naar 0 draaien
en weer terug naar 7.
3. Stap 2 binnen ca. 5 seconden her‐
halen.
4. Ter bevestiging klinken er twee
geluidssignalen.
79