104
Rijden en bediening
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP)
Het elektronische stabiliteitspro‐
gramma (ESP®
Plus
) verbetert zo no‐
dig de rijstabiliteit ongeacht de staat
van het wegdek of de grip van de ban‐
den. Het voorkomt ook dat de aange‐
dreven wielen doorslaan.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐
derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.
ESP®
Plus
is bedrijfsklaar zodra het
contact wordt ingeschakeld en de
controlelamp v op de instrumenten‐
groep dooft.
Wanneer ESP®
ingrijpt, gaat v
Plus
knipperen.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp v 3 72.
Uitschakelen
Het is mogelijk het ESP®
schakelen, wanneer de aandrijfwie‐
len moeten kunnen doorslaan:
v-toets indrukken. Controlelampje v
brandt op de instrumentengroep en
het bericht ANTISLIP-SYSTEEM
UIT verschijnt op het bestuurdersin‐
formatiecentrum.
U kunt het ESP®
door nogmaals op de toets v te druk‐
ken. Controlelamp v op de instru‐
mentengroep dooft. De volgende
keer dat het contact wordt ingescha‐
keld is het ESP®
veerd.
Wanneer de auto een snelheid van
50 km/u bereikt, wordt ESP®
tomatisch opnieuw geactiveerd.
Storing
Als het systeem een storing regis‐
treert, brandt controlelampje A op
de instrumentengroep 3 71 en ver‐
schijnt het bericht CONTROLEER
ESP op het bestuurdersinformatie‐
centrum.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
uit te
Plus
door een werkplaats laten verhelpen.
Boordinformatie 3 75.
Plus
weer activeren
Plus
opnieuw geacti‐
Plus
au‐