138
Verzorging van de auto
2. Elk van de wielbouten een halve
slag losdraaien met de ratel en
adapter. Om de bouten los te
draaien de ratelsleutel linksom
draaien. Zo nodig de draairichting
aanpassen.
3. Auto opkrikken door de hefpla‐
teautap recht onder het kriksteun‐
punt plaatsen dat zich het dichtst
bij het te verwisselen wiel bevindt.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De krik‐
voet dient loodrecht onder het
kriksteunpunt op de grond te
staan en wel zo dat de krik niet
kan wegglijden.
4. Adapter aan de krik bevestigen en
de auto met de ratelsleutel opkrik‐
ken totdat het wiel van de grond
komt.
5. Wielbouten volledig linksom los‐
draaien en met een doek schoon‐
vegen.
Wielbouten bewaren op een plek
waar de draadwindingen niet ver‐
ontreinigd raken.
6. Wiel verwisselen.
7. Wielbouten indraaien.
8. Auto omlaagbrengen.
9. Wielbouten kruislings telkens een
stukje verder aanhalen. Het aan‐
haalmoment bedraagt 140 Nm.
10. Wieldop terugplaatsen.
11. Wiel verwisselen.
12. Het vervangen wiel 3 139 en het
boordgereedschap 3 131 opber‐
gen.
13. Nieuwe wiel op de auto laten uit‐
balanceren. Bandenspanning
3 161 van het gemonteerde wiel
alsmede het aanhaalmoment van
de wielbouten zo spoedig moge‐
lijk controleren.
Defecte band laten vervangen of re‐
pareren.