140
Verzorging van de auto
■ Niet sneller rijden dan 80 km/u.
■ Bij regen en sneeuw bijzonder
voorzichtig rijden.
Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden. De vloeistof
bevat zwavelzuur, dat bij direct
contact persoonlijk letsel en
schade aan de auto kan veroorza‐
ken.
■ De accu nooit aan vonken of open
vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij een
temperatuur van 0 °C bevriezen.
Bevroren accu ontdooien alvorens
hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu
oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
■ Gebruik een hulpaccu met dezelfde
spanning (12 volt). De capaciteit
(Ah) mag niet veel minder zijn dan
die van de ontladen accu.
■ Gebruik hulpstartkabels met geïso‐
leerde aansluitklemmen en een di‐
ameter van minstens 16 mm
(25 mm
2
voor dieselmotoren).
■ De ontladen accu niet van het
boordnet loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers
uitschakelen.
■ Tijdens de hulpstart niet over de
accu leunen.
■ De aansluitklemmen van de ene
kabel mogen die van de andere niet
raken.
■ Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.
■ Handrem aantrekken, versnellings‐
bak in neutrale stand.
Accu blootleggen
2
De accu zit onder de vloerplaat bij de
linker voorstoel. De vloerbekleding
optillen en met het bijgeleverde ge‐
reedschap in de gereedschapsset (of
de bandenreparatieset) de
4 schroeven losdraaien.