Parkeerrem afstellen
Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld.
1. Stel de remhendel buiten werking (hendel omlaag).
2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen
moet 70 mm zijn (Fig. 58).
3. Als de lengte moet worden afgesteld, draait u de
contramoer onder de veer los en draait u de moer
direct onder de gaffel aan (Fig. 58). Draai de moer
totdat de lengte correct is. Draai de twee moeren
samen vast en herhaal deze procedure aan de andere
kant van de machine.
4. Draai de moer rechtsom om de veer korter te maken en
naar links om de veer langer te maken.
5. Stel de parkeerrem in werking, hendel omhoog.
6. Meet de afstand tussen de taatsroller en de kraag op de
remstang. De afstand moet 5–7 mm zijn (Fig. 58).
7. Als afstelling nodig is, draait u de contramoer direct
onder de gaffel los. Draai de onderste stelmoeren
totdat de afstand correct is (Fig. 58). Draai de
contramoer bij de gaffel vast.
4
7
1 1
3
Figuur 58
1. Remhendel
2. Veer, 70 mm
3. Stelmoeren
4. Kraag op remstang
5
6
2
M–4120
5. 5–7 mm
6. Contramoer en gaffel
7. Taats
45
Onderhoud van de zekering
Onderhoudsinterval/Specificatie
De elektrische installatie is beveiligd door middel van
zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een
zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of
circuit controleren op defecten of kortsluiting.
Zekering: Hoofdleiding F1 – 20 A, steekzekering-type
Wisselstroomdynamo F2 – 20 A,
steekzekering-type
1. Til de stoel omhoog om toegang te krijgen tot de
zekeringhouder (Fig. 59).
2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering
omhoog (Fig. 59).
2
Figuur 59
1. Hoofdleiding – 20 A
1
m–3653
2. Wisselstroomdynamo –
20 A