Bediening
Voorbeeld voordeel gasregeling
10.5.7
Protocoluitgang
72
Het waardenbereik voor de mogelijke invoer is
afhankelijk van het installatietype:
Zuurstofinstallaties OZMa_ _O_: 70 ... 150 g/Nm
Luchtinstallaties OZMa_ _A_: 18 ... 30 g/Nm
Bij gebruikelijk bedrijf zonder gasregeling gebeurt de capaciteitsre‐
geling door het verlagen van de ozonconcentratie bij een constant
gasdebiet.
Voorwaarden:
Het installatietype is bijv. OZMa 03A_ en het wordt gebruikt met
het bedrijfsgas lucht.
Bij de stelgrootte 100% is de nominale ozonproductie 140 g/h.
Bij de nominale concentratie 20 g/Nm
Nm
/h zijn.
3
Bedrijf zonder gasregeling:
Bij een stelgrootte van 50% (70 g/h) en een constant gasdebiet
van 7 Nm
3
/h verlaagt de besturing de concentratie van 20 g/Nm
naar 10 g/Nm
3
.
Bij deze concentratie, 1 bar overdruk en 20 °C, is de oplosbaar‐
heidsgrens van ozon in water ca. 9,6 mg/l.
De installatie heeft onder deze omstandigheden 7 Nm
voor de ozonproductie.
Bedrijf met gasregeling:
De besturing verlaagt het gasdebiet via het regelventiel van 7
Nm
3
/h naar 3,5 Nm
3
/h bij een setpoint concentratie van 20 g/Nm
Bij deze concentratie, 1 bar overdruk en 20 °C, is de oplosbaar‐
heidsgrens van ozon in water ca. 19,2 mg/l.
De installatie heeft onder deze omstandigheden 3,5 Nm
voor de ozonproductie.
Wijkt de ozonconcentratie af van de nominale
ozonconcentratie, wijkt ook de maximaal produ‐
ceerbare ozonhoeveelheid af van de nominale
ozonproductie.
In dit menu kan de protocoluitgang worden geconfigureerd.
3
3
3
moet het gasdebiet 7
/h nodig
3
3
/h nodig
3
3
.