4.2 Beschrijving van de ozonproductie-installatie OZONFILT
4.2.1 Klimaatbeheersing (airconditioner, optie)
4.2.2 De droogeenheid van de OZONFILT
De ozonproductie-installaties van het type OZMa zijn verkrijgbaar
voor gebruik met zuivere of aangerijkte zuurstof (type OZMa xxO)
voor gebruik met omgevingslucht (type OZMa xxA) als bedrijfsgas.
OZMa-installaties met identcode-uitvoering "Identcode-uitvoering" -
"C" zijn uitgerust met een airconditioner. De airconditioner regelt
de temperatuur van de elektrische componenten in de schakelkast
op 25 °C (vooringesteld bij de airconditioner met een mechanische
temperatuurregelaar).
De temperatuurbewaking van de schakelkast bewaakt indirect ook
de werking van de airconditioner.
OZMa 1-6 A
®
De installatie heeft bij de inlaat van de drukregelaar (1-27) gecom‐
primeerde, olievrij gemaakte of olievrije perslucht nodig. Een uitge‐
breide beschrijving m.b.t. drukbereik, persluchtkwaliteit en tempe‐
ratuur is opgenomen in hoofdstuk 14.1 "Technische gegevens". Bij
gebruik met persluchtsystemen, die worden gevoed door oliege‐
smeerde compressoren, moet tussen het persluchtsysteem en de
inlaat van de drukregelaar (1-27) een filterpakket met automatische
condensafvoer worden geschakeld. Het filterpakket moet minimaal
bestaan uit een deeltjesfilter en een oliefilter en is optioneel ver‐
krijgbaar (zie identcode).
De gecomprimeerde en indien nodig olievrij gemaakte perslucht
komt via de drukregelaar met druksensor (1-1) bij de inlaat van het
magneetventielblok (4-39). Via de drukregelaar (1-27) moet een
constante installatievoordruk worden ingesteld. De installatievoor‐
druk kan op de druksensor buiten de installatiekast worden afge‐
lezen. De toegestane waarden kunt u vinden in hoofdstuk 14.1
"Technische gegevens".
Voordat de perslucht kan worden gebruikt voor de ozonproductie,
moet deze door de in de installatie geïntegreerde drukwisseldro‐
ging worden gedroogd tot een dauwpunt van ca. -60 °C. De bestu‐
ring van de gasstromen voor de drukwisseldroging gebeurt via het
magneetventielblok (4-39). Deze wordt door de besturing (1-31),
evenals de communicatieprintplaat (1-14) voorzien van de betref‐
fende elektrische signalen.
De reservoirs (1-26) van de drukwisseldroging zij gevuld met een
droogmiddel, dat het restvocht onttrekt aan de perslucht. De beide
drogers (1-26) zijn afwisselend in de droog-, resp. regeneratiefase.
Deze bedrijfsmodus zorgt dat de ozongenerator permanent wordt
gevoed met droge lucht. Het reservoir (1-26), dat op dat moment
wordt gebruikt voor de droging, wordt door de gecomprimeerde
omgevingslucht doorstroomd in de richting van de ozongenerator.
Voor de regeneratie van de in het andere reservoir aanwezige
droogmiddel, wordt een deelstroom van de gedroogde lucht in
tegengestelde stromingsrichting ontspannen tot atmosferische druk
en afgevoerd. Dit proces onttrekt de bij de eerdere cyclus geabsor‐
beerde vochtigheid uit het droogmiddel en bereidt het weer voor op
de volgende droogfase. De zogenaamde regeneratielucht kan via
de uitlaat (1-51) via een geluiddemper (1-44) ontwijken uit de
installatiekast.
Installatieonderdelen en hun taken
®
OZMa
21